Duits
Uitgebreide vertaling voor hochkrempeln (Duits) in het Spaans
hochkrempeln:
-
hochkrempeln (aufrollen; aufwinden; aufwickeln)
-
hochkrempeln (aufwickeln; beheben; abhelfen; heben; anmachen; aufrollen; abstellen; emporheben; hochnehmen; lernen; strecken; staken; eindrehen; hochbinden)
-
hochkrempeln (aufziehen; heben; anziehen; hissen; hochziehen; hinaufführen)
-
hochkrempeln (aufsteigen; aufführen; steigen; ersteigen; abheben; aufziehen; hinaufsteigen; aufwehen; erheben; steigern; verkehren; aufrücken; heben; anziehen; errichten; wallen; starten; angehen; aufbrechen; anlaufen; ansteigen; hissen; sprudeln; hochziehen; hinaufgehen; aufwerfen; verwirken; einläuten; davontragen; herausquellen; aufwallen; aufwirbeln; heraufkommen; emporsteigen; aufstauben; hochsteigen; einschnupfen; hinaufkommen; einschnauben; heraufsteigen; akzelerieren; sichheben)
levantarse; despegar; subir; alzar el vuelo; levantar; ascender; alzar; echarse a volar; emerger; elevarse; volarse; levantar el vuelo; levantarse de un salto; tirar hacia arriba; enarcar; tomar velocidad-
levantarse werkwoord
-
despegar werkwoord
-
subir werkwoord
-
alzar el vuelo werkwoord
-
levantar werkwoord
-
ascender werkwoord
-
alzar werkwoord
-
echarse a volar werkwoord
-
emerger werkwoord
-
elevarse werkwoord
-
volarse werkwoord
-
levantar el vuelo werkwoord
-
levantarse de un salto werkwoord
-
tirar hacia arriba werkwoord
-
enarcar werkwoord
-
tomar velocidad werkwoord
-
Conjugations for hochkrempeln:
Präsens
- kremple
- krempelst
- krempelt
- krempeln
- krempelt
- krempeln
Imperfekt
- krempelte
- krempeltest
- krempelte
- krempelten
- krempeltet
- krempelten
Perfekt
- habe hochgekrempelt
- hast hochgekrempelt
- hat hochgekrempelt
- haben hochgekrempelt
- habt hochgekrempelt
- haben hochgekrempelt
1. Konjunktiv [1]
- krempele
- krempelest
- krempele
- krempelen
- krempelet
- krempelen
2. Konjunktiv
- krempelte
- krempeltest
- krempelte
- krempelten
- krempeltet
- krempelten
Futur 1
- werde hochkrempeln
- wirst hochkrempeln
- wird hochkrempeln
- werden hochkrempeln
- werdet hochkrempeln
- werden hochkrempeln
1. Konjunktiv [2]
- würde hochkrempeln
- würdest hochkrempeln
- würde hochkrempeln
- würden hochkrempeln
- würdet hochkrempeln
- würden hochkrempeln
Diverses
- kremple!
- krempelt!
- krempelen Sie!
- hochgekrempelt
- hochkrempelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor hochkrempeln:
Synoniemen voor "hochkrempeln":
Wiktionary: hochkrempeln
Computer vertaling door derden: