Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: geschehen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: geschehen

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. geschehen:
  2. Geschehen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor geschehen (Duits) in het Spaans

geschehen:

geschehen werkwoord

  1. geschehen (sich ereignen; passieren)
    ocurrir; pasar; tener lugar; acontecer; acaecer; darse el caso
  2. geschehen (sich ereignen; passieren)
    pasar; efectuarse; acontecer; suceder; ocurrir
  3. geschehen (passieren)
    pasar; suceder; ocurrir

geschehen bijvoeglijk naamwoord

  1. geschehen (zugestoßen; passiert)
    ocurrido

Vertaal Matrix voor geschehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
suceder Stattfinden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acaecer geschehen; passieren; sich ereignen
acontecer geschehen; passieren; sich ereignen Platz haben; ans licht kommen; anschwellen; aufgehen; eintreten; enstehen; entkeimen; entspringen; entstehen; erscheinen; erstehen; gelangen; heraufkommen; passieren; schwellen; sich erheben; sicherheben; steigen; wachsen; werden
darse el caso geschehen; passieren; sich ereignen
efectuarse geschehen; passieren; sich ereignen anschwellen; aufgehen; eintreten; enstehen; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sich erheben; sich vollziehen; sicherheben; steigen; wachsen; werden
ocurrir geschehen; passieren; sich ereignen ans licht kommen; anschwellen; aufgehen; eintreten; enstehen; entkeimen; entspringen; entstehen; erscheinen; erstehen; gelangen; heraufkommen; passieren; schwellen; sich erheben; sicherheben; steigen; wachsen; werden
pasar geschehen; passieren; sich ereignen Karte durch Lesegerät ziehen; Passieren; ablaufen; anschwellen; auf Besuch gehen; aufgehen; aufsuchen; ausposaunen; austragen; besuchen; dahingehen; denunzieren; deponieren; durchkommen; durchsagen; eintragenlassen; eintreten; entkeimen; entschlafen; entspringen; entstehen; erstehen; führen; gelangen; herumerzählen; herüberschicken; hinscheiden; hinterlegen; hinüberziehen; schließen; schwellen; sicherheben; sperren; steigen; sterben; umbuchen von Geld; umkommen; vergehen; verriegeln; verscheiden; verschließen; versperren; verstreichen; vorbei gehen; vorbeifahren; vorbeikommen; vorbeilaufen; vorübergehen; vorüberkommen; wachsen; weitererzählen; werden; zerfallen; zugehen; zumachen; zurückgehen; zurücklaufen; zusperren; übergehen; überholen; übermitteln; überschreiben; überschreiten; übersenden; übertragen; überweisen
suceder geschehen; passieren; sich ereignen Platz haben; anschwellen; aufgehen; befolgen; eintreten; enstehen; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; folgen; gehorchen; gelangen; nachfolgen; nachkommen; passieren; schließen; schwellen; sich erheben; sicherheben; sperren; steigen; verriegeln; verschließen; versperren; wachsen; werden; zumachen; zusperren
tener lugar geschehen; passieren; sich ereignen Platz haben
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ocurrido geschehen; passiert; zugestoßen passiert

Synoniemen voor "geschehen":


Wiktionary: geschehen

geschehen
  1. (intransitiv) sich ereignen; zutragen
Cross Translation:
FromToVia
• geschehen → ocurrir; suceder; pasar ↔ happen — to occur
• geschehen → acontecer; advenir; acaecer; pasar ↔ gebeuren — plaatshebben, werkelijkheid worden
• geschehen → llegar; conseguir; ocurrir; tener éxito; acertar; lograr; acontecer ↔ arriver — parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.

Geschehen:

Geschehen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Geschehen (Geschichte; Ereignis)
    la historia
  2. Geschehen (Ereignis; Vorfall; Begebenheit; Vorgang; Eintreten)
    el suceso; el hecho; el incidente; el trato; el objeto de discusión; el negocio; el acto; la transacción; la cuestión; el tópico; la disputa; la materia de discusión

Vertaal Matrix voor Geschehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acto Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Akt; Ereignis; Handlung; Tat; Werk
cuestión Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Affäre; Anfrage; Angelegenheit; Aufgabe; Frage; Geldangelegenheit; Geldsache; Interpellation; Problem; Problematik; Sache
disputa Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Argument; Auseinandersetzung; Aussprache; Debatte; Differenz; Diskussion; Erörterung; Gedankenveränderung; Gekeife; Geplänkel; Geschimpfe; Geschrei; Gespräch; Gezänk; Handgemenge; Keiferei; Krakeel; Meinungsverschiedenheit; Problem; Scharmützel; Streit; Streiterei; Streitgespräch; Twist; Uneinigkeit; Wortstreit; Zank; Zänkerei
hecho Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Ereignis; Fakt; Tatsache; bekannte Tatsache
historia Ereignis; Geschehen; Geschichte Erzählung; Geschichte; Geschichtswissenschaft; Kommentar; Legende; Meinungsbericht; Reportage; Überlieferung
incidente Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Fahrgeschwindigkeit; Geschwindigkeit; Reisegeschwindigkeit; Tempo; Vorfall; Zwischenfall
materia de discusión Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Angelegenheit; Auseinandersetzung; Differenz; Fall; Frage; Konflikt; Meinungsverschiedenheit; Problem; Sache; Streit; Streitfrage; Streitgespräch; Streitigkeit; Streitpunkt; Twist; Uneinigkeit; Wortwechsel; Zwietracht
negocio Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Betrieb; Fall; Firma; Geschäft; Geschäfte; Geschäftsbetrieb; Geschäftsverkehr; Handel; Handelsbetrieb; Handelsunternehmen; Handelsverkehr; Holding; Holdinggesellschaft; Kommerzie; Laden; Unternehmen; Vorfall; Vorgang; Zwischenfall
objeto de discusión Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Angelegenheit; Fall; Frage; Problem; Sache; Streitfrage; Vorfall; Vorgang; Zwischenfall
suceso Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Zwischenfall
transacción Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Buchung; Fall; Geschäft; Geschäfte; Handel; Transaktion; Vorfall; Vorgang; Zwischenfall
trato Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Begegnung; Behandlung; Fall; Gemeinschaft; Geslechtsverkehr; Sexualverkehr; Vorfall; Vorgang; Zwischenfall
tópico Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Angelegenheit; Fall; Frage; Gemeinplatz; Klischee; Machtwort; Problem; Problematik; Sache; Schablone; Stereotyp; Streitfrage; Vorfall; Vorgang; Zwischenfall
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hecho beendet; ermattet; ermüdet; erschaffen; fertig; gemacht; geschaffen; kreiert; vollendet
tópico klichee; stereotyp

Synoniemen voor "Geschehen":


Verwante vertalingen van geschehen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0552 seconde
Page rendered in 1.0 seconds