Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Klinge

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Klinge

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Klinge:
  2. klingen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Klinge (Duits) in het Spaans

Klinge:

Klinge [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Klinge (Blatt; Schneide; Eisen)
    la hoja
    • hoja [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Klinge (Degen; Schwert; Säbel; Rapier)
    la espada; la cuchilla; el sable
    • espada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cuchilla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sable [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Klinge (Säbel; Schwert; Schneide; Degen; Rapier)
    la espada
    • espada [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Klinge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cuchilla Degen; Klinge; Rapier; Schwert; Säbel Degen; Haufen; Herde; Horde; Masse; Menge; Schar; Schwarm; Trupp; Volksmenge
espada Degen; Klinge; Rapier; Schneide; Schwert; Säbel Degen; Schwert
hoja Blatt; Eisen; Klinge; Schneide Arbeitsblatt; Baumblatt; Blatt; Blatt Papier; Blattknoten; Blättchen; Brett; Degen; Lamelle; Papier; Schaufel; Tabelle; Tablett; Zettelchen
sable Degen; Klinge; Rapier; Schwert; Säbel Degen; Schlachtschwerte; Säbel

Synoniemen voor "Klinge":


Wiktionary: Klinge

Klinge
noun
  1. die Waffe, die eine Klinge besitzt, besonders Schwert, Florett, Degen, Säbel und andere
  2. der flache, geschärfte Teil diverser Werkzeuge (z. B. Beil, Sichel, Sense) und Waffen (Messer, Dolch, Axt), welcher die Schneide enthält
Cross Translation:
FromToVia
• Klinge → cuchilla; hoja ↔ blade — sharp-edged or pointed working end of a tool or utensil
• Klinge → lámina; hoja; limbo ↔ blade — The flat part of a leaf or petal
• Klinge → filo ↔ edge — thin cutting side of the blade of an instrument
• Klinge → cuchilla; hoja ↔ lame — Fer d’outil ou d’arme

klingen:

klingen werkwoord (klinge, klingst, klingt, klingte, klingtet, geklingt)

  1. klingen (läuten)
    sonar; repicar
  2. klingen (klirren; klappern; rasseln; )
    brindar; tintinear; chocar; chocar los vasos; sonar; saltar; golpear; teclear; brincar; repicar; trincar; remachar; traquetear; repiquetear; hacer ruidos; golpetear; caer con estrépito; dar brincos

Conjugations for klingen:

Präsens
  1. klinge
  2. klingst
  3. klingt
  4. klingen
  5. klingt
  6. klingen
Imperfekt
  1. klingte
  2. klingtest
  3. klingte
  4. klingten
  5. klingtet
  6. klingten
Perfekt
  1. habe geklingt
  2. hast geklingt
  3. hat geklingt
  4. haben geklingt
  5. habt geklingt
  6. haben geklingt
1. Konjunktiv [1]
  1. klinge
  2. klingest
  3. klinge
  4. klingen
  5. klinget
  6. klingen
2. Konjunktiv
  1. klingte
  2. klingtest
  3. klingte
  4. klingten
  5. klingtet
  6. klingten
Futur 1
  1. werde klingen
  2. wirst klingen
  3. wird klingen
  4. werden klingen
  5. werdet klingen
  6. werden klingen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde klingen
  2. würdest klingen
  3. würde klingen
  4. würden klingen
  5. würdet klingen
  6. würden klingen
Diverses
  1. kling!
  2. klingt!
  3. klingen Sie!
  5. geklingt
  6. klingend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor klingen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brincar Aufbrausen; Auffahren
golpear Anklopfen; Beklopfen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brincar hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln aufschnellen; hinken; hochschnellen; hüpfen; tänzeln
brindar hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln anstoßen; auspfählen; einhämmern; einrammen; flüstern; fundieren; klammern; lispeln; rammen; raunen; schlagen; tuscheln; zischeln; zuprosten
caer con estrépito hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln klingeln; schellen
chocar hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln anstoßen; aufrütteln; aushusten; ausspucken; beleidigen; brüskieren; düpieren; gegenseitig schlagen; kaputtfahren; klingeln; kollidieren; kränken; lästern; schellen; schieben; schmähen; stoßen; stupsen; verletzen; zusammenprallen; zusammenschlagen; zusammenstoßen
chocar los vasos hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln auspfählen; einhämmern; einrammen; fundieren; rammen; schlagen
dar brincos hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln hinabspringen; hinunterspringen
golpear hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln abklopfen; anstoßen; antun; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; auspfählen; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; bimmeln; bumsen; dreschen; einen Klaps geben; einhämmern; einklopfen; einrammen; erregen; fundieren; gegenseitig schlagen; hart schlagen; hauen; hämmern; klappern; klingeln; klopfen; läuten; pochen; rammen; rühren; schellen; schlagen; ticken; tippen; treffen; verkloppen; zusammenschlagen
golpetear hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln hin und her schlagen; klappern
hacer ruidos hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln brodeln; brummeln; brummen; brutzeln; grunzen; gurren; klappern; knurren; meckern; murren; schieben; schimpfen; schnarchen; schnurren; schwirren; spucken; stottern; summen; surren
remachar hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln auspfählen; einhämmern; einrammen; fundieren; klammern; lochen; punzen; rammen; schlagen; stanzen
repicar hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; läuten; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln klingeln; schellen
repiquetear hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln
saltar hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln auffallen; aufspringen; ausstechen; bersten; einen Sprung machen; einsinken; eintauchen; herüberspringen; hinabspringen; hinausragen; hinunterspringen; hinüberspringen; platzen; schnipsen; springen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen; überspringen
sonar hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; läuten; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln anrufen; echoen; erhallen; erschallen; ertönen; hallen; klingeln; klöppeln; mitschwingen; nachhallen; resonieren; schallen; schellen; schmettern; widerhallen; widerschallen
teclear hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln auf die Tasten drücken; eingeben; eintippen
tintinear hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln
traquetear hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln klappern
trincar hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln auspfählen; einhämmern; einrammen; fundieren; klammern; rammen; schlagen

Synoniemen voor "klingen":


Wiktionary: klingen

Cross Translation:
FromToVia
• klingen → sonar ↔ klinken — een bepaalde klank voortbrengen
• klingen → sonar; parecer ↔ sound — to produce a sound
• klingen → sonar; llamar; tocar la campanilla; tocar ↔ sonner — rendre un son.
• klingen → tintinar; tintinear ↔ tinter — faire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0621 seconde
Page rendered in 1.0 seconds