Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- gewiegt:
-
wiegen:
- agitar; saludar con la mano; arrojar; salir a borbotones de; columpiarse; borbotear por; mecer; ondear; escorar; bambolearse; oscilar; rizar; blandir; fluctuar; agitarse; tambalearse; mecerse; serpentear; balancearse; renguear; hacer eses; ondularse; moverse continuamente; hacer oscilar; entrar a chorros en; saltar sobre; borbotear de; dar bandazos; pesar
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor gewiegt (Duits) in het Spaans
gewiegt:
-
gewiegt (intelligent; klug; nett; gewichst; witzig; clever; pfiffig; schlau; geschickt; gescheit; schlagfertig; geübt; flott; aufgeweckt; spitzfindig; gerissen; hinterlistig; behende; scharfsinnig; ausgeschlafen; gewandt; flink; listig; ausgekocht)
guapa; listo; descansado; guapo; apuesto; bello; agudo; afilado; mañoso; astuto; inteligente; aprovechado; ingenioso; cortante; buen mozo; de buen ver-
guapa bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
descansado bijvoeglijk naamwoord
-
guapo bijvoeglijk naamwoord
-
apuesto bijvoeglijk naamwoord
-
bello bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
mañoso bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
aprovechado bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
cortante bijvoeglijk naamwoord
-
buen mozo bijvoeglijk naamwoord
-
de buen ver bijvoeglijk naamwoord
-
-
gewiegt (gerissen; pfiffig; durchtrieben; verschlagen; schlau; verschmitzt; listig; gewichst; ausgekocht)
despabilado; peligroso; despierto; zorro; arriesgado; astuto; precisamente; descansado; cuco; furtivo; ingenioso; ladino; calculador; taimado; cazurro-
despabilado bijvoeglijk naamwoord
-
peligroso bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
arriesgado bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
precisamente bijvoeglijk naamwoord
-
descansado bijvoeglijk naamwoord
-
cuco bijvoeglijk naamwoord
-
furtivo bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
ladino bijvoeglijk naamwoord
-
calculador bijvoeglijk naamwoord
-
taimado bijvoeglijk naamwoord
-
cazurro bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gewiegt:
Wiktionary: gewiegt
wiegen:
-
wiegen (winken; schwenken)
-
wiegen (schaukeln; fließen; wallen; schlingen; winken; schleudern; wogen; pendeln; dünen; schlingern; schwingen; schwenken; herumfliegen; schwanken; wackeln; baumeln; flattern; schmettern; wippen; schlittern; schlenkern; watscheln; schlackern; tänzeln; sichwellen)
arrojar; salir a borbotones de; columpiarse; borbotear por; agitar; mecer; ondear; escorar; bambolearse; oscilar; rizar; blandir; fluctuar; agitarse; tambalearse; mecerse; serpentear; balancearse; renguear; hacer eses; ondularse; saludar con la mano; moverse continuamente; hacer oscilar; entrar a chorros en; saltar sobre; borbotear de; dar bandazos-
arrojar werkwoord
-
salir a borbotones de werkwoord
-
columpiarse werkwoord
-
borbotear por werkwoord
-
agitar werkwoord
-
mecer werkwoord
-
ondear werkwoord
-
escorar werkwoord
-
bambolearse werkwoord
-
oscilar werkwoord
-
rizar werkwoord
-
blandir werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
agitarse werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
mecerse werkwoord
-
serpentear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
renguear werkwoord
-
hacer eses werkwoord
-
ondularse werkwoord
-
saludar con la mano werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
hacer oscilar werkwoord
-
entrar a chorros en werkwoord
-
saltar sobre werkwoord
-
borbotear de werkwoord
-
dar bandazos werkwoord
-
-
wiegen (schaukeln; schwanken)
-
wiegen (schaukeln)
mecer; bambolearse; oscilar; rizar; blandir; escorar; columpiarse; fluctuar; tambalearse; mecerse; serpentear; balancearse; renguear; hacer eses; moverse continuamente; hacer oscilar; salir a borbotones de; entrar a chorros en; saltar sobre; dar bandazos-
mecer werkwoord
-
bambolearse werkwoord
-
oscilar werkwoord
-
rizar werkwoord
-
blandir werkwoord
-
escorar werkwoord
-
columpiarse werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
mecerse werkwoord
-
serpentear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
renguear werkwoord
-
hacer eses werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
hacer oscilar werkwoord
-
salir a borbotones de werkwoord
-
entrar a chorros en werkwoord
-
saltar sobre werkwoord
-
dar bandazos werkwoord
-
-
wiegen
Conjugations for wiegen:
Präsens
- wiege
- wiegst
- wiegt
- wiegen
- wiegt
- wiegen
Imperfekt
- wiegte
- wiegtest
- wiegte
- wiegten
- wiegtet
- wiegten
Perfekt
- habe gewiegt
- hast gewiegt
- hat gewiegt
- haben gewiegt
- habt gewiegt
- haben gewiegt
1. Konjunktiv [1]
- wiege
- wiegest
- wiege
- wiegen
- wieget
- wiegen
2. Konjunktiv
- wiegte
- wiegtest
- wiegte
- wiegten
- wiegtet
- wiegten
Futur 1
- werde wiegen
- wirst wiegen
- wird wiegen
- werden wiegen
- werdet wiegen
- werden wiegen
1. Konjunktiv [2]
- würde wiegen
- würdest wiegen
- würde wiegen
- würden wiegen
- würdet wiegen
- würden wiegen
Diverses
- wieg!
- wiegt!
- wiegen Sie!
- gewiegt
- wiegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor wiegen:
Synoniemen voor "wiegen":
Wiktionary: wiegen
wiegen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wiegen | → balancear | ↔ balance — make (items) weigh up |
• wiegen | → brizar; brezar | ↔ cradle — to rock (a baby to sleep) |
• wiegen | → mecer | ↔ rock — move gently back and forth |
• wiegen | → ondear; ondular | ↔ undulate — intransitive: move in wavelike motions |
• wiegen | → pesar | ↔ weigh — to determine the weight of an object |
• wiegen | → pesar | ↔ weigh — to have a certain weight |
• wiegen | → pesar | ↔ wegen — het gewicht/de massa bepalen |
• wiegen | → mecer; remecer; acunar | ↔ wiegen — zachtjes heen en weer bewegen, gewoonlijk om een zuigeling in slaap te brengen |
• wiegen | → mecer; acunar; cunear | ↔ bercer — balancer dans un berceau. |