Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: striezen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: striezen

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. striezen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor striezen (Duits) in het Spaans

striezen:

striezen werkwoord (strieze, striezt, striezte, strieztet, gestriezt)

  1. striezen (piesacken; ärgern; triezen; )
    provocar; fastidiar; hacer rabiar; irritar

Conjugations for striezen:

Präsens
  1. strieze
  2. striezt
  3. striezt
  4. striezen
  5. striezt
  6. striezen
Imperfekt
  1. striezte
  2. strieztest
  3. striezte
  4. striezten
  5. strieztet
  6. striezten
Perfekt
  1. habe gestriezt
  2. hast gestriezt
  3. hat gestriezt
  4. haben gestriezt
  5. habt gestriezt
  6. haben gestriezt
1. Konjunktiv [1]
  1. strieze
  2. striezest
  3. strieze
  4. striezen
  5. striezet
  6. striezen
2. Konjunktiv
  1. striezete
  2. striezetest
  3. striezete
  4. striezeten
  5. striezetet
  6. striezeten
Futur 1
  1. werde striezen
  2. wirst striezen
  3. wird striezen
  4. werden striezen
  5. werdet striezen
  6. werden striezen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde striezen
  2. würdest striezen
  3. würde striezen
  4. würden striezen
  5. würdet striezen
  6. würden striezen
Diverses
  1. striez!
  2. striezt!
  3. striezen Sie!
  5. gestriezt
  6. striezend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor striezen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fastidiar Piesacken; Quälen; Sekkieren
provocar Anrichten; Piesacken; Provozieren; Quälen; Sekkieren; Verursachen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fastidiar piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern auf die Nerven gehen; aufziehen; beanstanden; belästigen; bescheißen; brutal vorgehen; einschüchtern; eitern; erregen; etwas auf dem Herzen haben; etwas im Magen liegen; foppen; geringschätzen; hinters Licht führen; irreführen; irritieren; jemandem lästig fallen; klagen; martern; neppen; nerven; piesacken; plagen; prickeln; quälen; reizen; reklamieren; schikanieren; schinden; sich beschweren; sich eklig benehmen; streiten; stören; triezen; tyrannisieren; verachten; verarschen; vergraulen; verladen; verschmähen; weg ekeln; wegekeln; zanken; zusetzen; ärgern
hacer rabiar piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen
irritar piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
provocar piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; anregen; anreizen; anrichten; anschüren; anspornen; anstiften; antreiben; antun; aufhetzen; aufjagen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; auslösen; ausmachen; ausnehmen; bejauchzen; beleben; belästigen; bestimmen; bewirken; brutal vorgehen; einflüstern; eingeben; einhelfen; einschüchtern; eitern; entlocken; ermessen; ermuntern; ermutigen; erwecken; erzeugen; feiern; foppen; forttreiben; herausfordern; herauslocken; herbeiführen; hervorrufen; jemanden zu etwas ermuntern; jubeln; komplimentieren; martern; motivieren; neubeleben; nötigen; piesacken; plagen; prophezeien; provozieren; provuzieren; quälen; raten; reizen; schikanieren; schinden; schätzen; schüren; sich eklig benehmen; soufflieren; stimulieren; suggerieren; taxieren; triezen; tyrannisieren; unterstützen; veranlassen; veranschlagen; verarschen; vergraulen; verladen; verursachen; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; wecken; weg ekeln; wegekeln; zujauchzen; zujubeln; zuraten; zusprechen; überschlagen

Wiktionary: striezen

striezen
verb
  1. -







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0674 seconde
Page rendered in 1.0 seconds