Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: nähren

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: nähren

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

nähren:
- alimentar
Nähren:
- alimenticio; pastos; poder alimenticio
Wiktionary:
- nähren → alimentar, [[dar de comer]], nutrir, amamantar, criar

Duits

Uitgebreide vertaling voor nähren (Duits) in het Spaans

nähren:

nähren werkwoord

nähren (Nahrung geben; essen; ernähren; füttern; großziehen)
alimentar
- alimentar werkwoord

Vertaal Matrix voor nähren:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
alimentar	Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren	Brustnahrung geben; einspeisen; ernähren; essen; füttern; großziehen; speisen; säugen

Synoniemen voor "nähren":

beköstigen; ernähren; füttern; verköstigen; verpflegen

Wiktionary: nähren

Cross Translation:

From	To	Via
• nähren	→ alimentar; [[dar de comer]]	↔ feed — to give food to eat
• nähren	→ nutrir; alimentar	↔ voeden — van voedsel voorzien
• nähren	→ amamantar; criar	↔ zogen — het te drinken geven van moedermelk
• nähren	→ alimentar; nutrir	↔ alimenter — nourrir ; pourvoir des aliments nécessaires.

Nähren:

Nähren [das ~] zelfstandig naamwoord

Nähren (Nahrhaft)
el alimenticio; el pastos; el poder alimenticio
- alimenticio [el ~] zelfstandig naamwoord
- pastos [el ~] zelfstandig naamwoord
- poder alimenticio [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Nähren:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
alimenticio	Nahrhaft; Nähren
pastos	Nahrhaft; Nähren
poder alimenticio	Nahrhaft; Nähren
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
alimenticio		nahrhaft