Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: abklemmen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: abklemmen

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

abklemmen:
- apretar; ceñir; estreñir
Abklemmen:
- apretar
Wiktionary:
- abklemmen → pinzar, desconectar

Duits

Uitgebreide vertaling voor abklemmen (Duits) in het Spaans

abklemmen:

abklemmen werkwoord (klemme ab, klemmst ab, klemmt ab, klemmte ab, klemmtet ab, abgeklemmt)

abklemmen (abknipsen)
apretar; ceñir; estreñir
- apretar werkwoord
- ceñir werkwoord
- estreñir werkwoord
abklemmen
apretar
- apretar werkwoord

Conjugations for abklemmen:

Präsens

klemme ab
klemmst ab
klemmt ab
klemmen ab
klemmt ab
klemmen ab

Imperfekt

klemmte ab
klemmtest ab
klemmte ab
klemmten ab
klemmtet ab
klemmten ab

Perfekt

habe abgeklemmt
hast abgeklemmt
hat abgeklemmt
haben abgeklemmt
habt abgeklemmt
haben abgeklemmt

1. Konjunktiv [1]

klemme ab
klemmest ab
klemme ab
klemmen ab
klemmet ab
klemmen ab

2. Konjunktiv

klemmte ab
klemmtest ab
klemmte ab
klemmten ab
klemmtet ab
klemmten ab

Futur 1

werde abklemmen
wirst abklemmen
wird abklemmen
werden abklemmen
werdet abklemmen
werden abklemmen

1. Konjunktiv [2]

würde abklemmen
würdest abklemmen
würde abklemmen
würden abklemmen
würdet abklemmen
würden abklemmen

Diverses

klemm ab!
klemmt ab!
klemmen Sie ab!
abgeklemmt
abklemmend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abklemmen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
apretar		Abklemmen; Abknipsen; Anziehen; fester Andrehen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
apretar	abklemmen; abknipsen	andrücken; anschrauben; ausdenken; ausklügeln; austüfteln; drücken; einbeulen; eindrücken; einkreisen; erdichten; erfinden; ersinnen; festdrücken; festklemmen; festkneifen; festschrauben; herumreichen; hineinstopfen; klemmen; kneifen; knellen; komprimieren; pfropfen; phantasieren; planen; quetschen; schnüren; schrauben; sich ausdenken; spannen; stopfen; umspannen; vollstopfen; zusammenballen; zusammendrücken; zusammenpressen; zwacken; zwicken; überspannen
ceñir	abklemmen; abknipsen	einhegen; einkreisen; einpferchen; einrahmen; einschließen; einsäumen; herumreichen; umfassen; umringen; umschließen; umspannen; überspannen
estreñir	abklemmen; abknipsen	Einhalt gebieten; anhalten; einstellen; stagnieren; stopfen; stoppen; stutzen

Synoniemen voor "abklemmen":

abbinden; abdrosseln; abschnüren; schnüren; zusammenpressen; zusammenschnüren; zusammenziehen; zuziehen
abknipsen; abzwicken; durchschneiden; durchtrennen; kappen; Draht; Kabel; Leiter; Leiterbahn; Leitung; Litze

Wiktionary: abklemmen

abklemmen

verb

etwas durch eine Klemme abtrennen
- abklemmen → pinzar; desconectar

Abklemmen:

Abklemmen [das ~] zelfstandig naamwoord

Abklemmen (Abknipsen)
el apretar
- apretar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abklemmen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
apretar	Abklemmen; Abknipsen	Anziehen; fester Andrehen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
apretar		abklemmen; abknipsen; andrücken; anschrauben; ausdenken; ausklügeln; austüfteln; drücken; einbeulen; eindrücken; einkreisen; erdichten; erfinden; ersinnen; festdrücken; festklemmen; festkneifen; festschrauben; herumreichen; hineinstopfen; klemmen; kneifen; knellen; komprimieren; pfropfen; phantasieren; planen; quetschen; schnüren; schrauben; sich ausdenken; spannen; stopfen; umspannen; vollstopfen; zusammenballen; zusammendrücken; zusammenpressen; zwacken; zwicken; überspannen

Computer vertaling door derden: