Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor Kante (Duits) in het Spaans
Kante:
-
die Kante (Seite; Rand)
-
die Kante (Rahmen; Leiste; Umrandung; Verzeichnis; Grenze; Gipfel; Aufstellung; Tabelle; Register)
-
die Kante (Rand; Saum; Krempe; Gesims; Borte)
-
die Kante (Borte; Tresse; Streifen; Rand; Leiste; Saum; Beschlag; Besatz; Krempe)
-
die Kante (Borte; Verbrämung; Auflage; Streifen; Rand; Leiste; Saum; Tresse; Krempe)
Vertaal Matrix voor Kante:
Synoniemen voor "Kante":
Kante vorm van kanten:
Conjugations for kanten:
Präsens
- kante
- kantest
- kantet
- kanten
- kantet
- kanten
Imperfekt
- kantete
- kantetest
- kantete
- kanteten
- kantetet
- kanteten
Perfekt
- habe gekantet
- hast gekantet
- hat gekantet
- haben gekantet
- habt gekantet
- haben gekantet
1. Konjunktiv [1]
- kante
- kantest
- kante
- kanten
- kantet
- kanten
2. Konjunktiv
- kantete
- kantetest
- kantete
- kanteten
- kantetet
- kanteten
Futur 1
- werde kanten
- wirst kanten
- wird kanten
- werden kanten
- werdet kanten
- werden kanten
1. Konjunktiv [2]
- würde kanten
- würdest kanten
- würde kanten
- würden kanten
- würdet kanten
- würden kanten
Diverses
- kante!
- kantet!
- kanten Sie!
- gekantet
- kantend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor kanten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
volcar | Fallen; Kentern; Stürzen | |
zozobrar | Kentern | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
volcar | kanten; kentern; kippen; umkippen | ausrutschen; fallen; fliegen; hinfallen; kentern; kippen; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen; umreißen; umschlagen; umstoßen |
zozobrar | kanten; kentern; kippen; umkippen | abrutschen; einbrechen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; glitschen; kentern; schrumpfen; umschlagen; versinken; zurückgehen |