Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
klar:
- despejado; claro; sin nubes; pasado; terminado; listo; pronto; completo; llevado a cabo; perfecto; acabado; concluído; realizado; efectuado; clarificativo; transparente; sonoro; diáfano; lúcido; resplandeciente; cristalino; obvio; evidente; inequívoco; más claro que el agua; preparado; comprensible; entendible; identificable; innegable; reconocible; manifiesto; indudable; audible; cocinado; recto; derecho; directo; perceptible; dispuesto; inclinado; explícito; unívoco; indiscutible; ostensible; incuestionable; flagrante; fosforescente; luminoso; brillante
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor klar (Duits) in het Spaans
klar:
-
klar (wolkenlos; hell; unbewölkt; heiter)
-
klar (fertig; aus; beendet; erledigt; geschafft; vollendet; einsatzbereit; parat; bereit)
pasado; terminado; listo; pronto; completo; llevado a cabo; perfecto; acabado; concluído; realizado; efectuado-
pasado bijvoeglijk naamwoord
-
terminado bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
pronto bijvoeglijk naamwoord
-
completo bijvoeglijk naamwoord
-
llevado a cabo bijvoeglijk naamwoord
-
perfecto bijvoeglijk naamwoord
-
acabado bijvoeglijk naamwoord
-
concluído bijvoeglijk naamwoord
-
realizado bijvoeglijk naamwoord
-
efectuado bijvoeglijk naamwoord
-
-
klar (einleuchtend; deutlich; übersichtlich; aufschlußreich; anschaulich; gläsern)
clarificativo; transparente; claro; sonoro; diáfano; lúcido; despejado; resplandeciente; cristalino-
clarificativo bijvoeglijk naamwoord
-
transparente bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
sonoro bijvoeglijk naamwoord
-
diáfano bijvoeglijk naamwoord
-
lúcido bijvoeglijk naamwoord
-
despejado bijvoeglijk naamwoord
-
resplandeciente bijvoeglijk naamwoord
-
cristalino bijvoeglijk naamwoord
-
-
klar (das ist klar wie Klosbrühe; eindeutig; deutlich; sonnenklar; offensichtlich; verständlich; sichtbar; sicher; übersichtlich; anschaulich; erkennbar; einleuchtend; derb; aufschlußreich; gläsern; vernehmlich; vernehmbar; glashell)
obvio; evidente; claro; inequívoco; más claro que el agua-
obvio bijvoeglijk naamwoord
-
evidente bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
inequívoco bijvoeglijk naamwoord
-
más claro que el agua bijvoeglijk naamwoord
-
-
klar (parat; fertig; einsatzbereit; bereit)
-
klar (verständlich; deutlich; sonnenklar; eindeutig; offensichtlich)
-
klar (eindeutig; offensichtlich; unverkennbar; deutlich; sonnenklar; sicher)
identificable; comprensible; innegable; reconocible; claro; manifiesto; indudable; entendible; audible-
identificable bijvoeglijk naamwoord
-
comprensible bijvoeglijk naamwoord
-
innegable bijvoeglijk naamwoord
-
reconocible bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
manifiesto bijvoeglijk naamwoord
-
indudable bijvoeglijk naamwoord
-
entendible bijvoeglijk naamwoord
-
audible bijvoeglijk naamwoord
-
-
klar (gar; fertig)
-
klar (deutlich; einleuchtend; eindeutig)
-
klar (sonnenklar; offensichtlich; deutlich; geradlinig; schnurgerade; kerzengerade)
evidente; claro; recto; manifiesto; inequívoco; derecho; directo-
evidente bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
recto bijvoeglijk naamwoord
-
manifiesto bijvoeglijk naamwoord
-
inequívoco bijvoeglijk naamwoord
-
derecho bijvoeglijk naamwoord
-
directo bijvoeglijk naamwoord
-
-
klar (verständlich; deutlich; offensichtlich; einleuchtend; sonnenklar; übersichtlich; eindeutig; anschaulich)
claro; entendible; audible; inequívoco; perceptible-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
entendible bijvoeglijk naamwoord
-
audible bijvoeglijk naamwoord
-
inequívoco bijvoeglijk naamwoord
-
perceptible bijvoeglijk naamwoord
-
-
klar (einsatzbereit; bereit; geneigt; parat)
-
klar (eindeutig; entschieden; offensichtlich; verständlich; übersichtlich; anschaulich; erkennbar; blank; sichtbar; einleuchtend; vernehmlich; unverkennbar; sonnenklar; vernehmbar)
inequívoco; explícito; innegable; evidente; unívoco; claro; obvio; manifiesto; indudable; indiscutible; ostensible; incuestionable-
inequívoco bijvoeglijk naamwoord
-
explícito bijvoeglijk naamwoord
-
innegable bijvoeglijk naamwoord
-
evidente bijvoeglijk naamwoord
-
unívoco bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
obvio bijvoeglijk naamwoord
-
manifiesto bijvoeglijk naamwoord
-
indudable bijvoeglijk naamwoord
-
indiscutible bijvoeglijk naamwoord
-
ostensible bijvoeglijk naamwoord
-
incuestionable bijvoeglijk naamwoord
-
-
klar (hell)
-
klar (auf frischer Tat; offensichtlich; sicher; eindeutig; deutlich; erkennbar; sichtbar; offenkundig; sonnenklar; glashell)
-
klar (luminös; leuchtend; licht; hell)
diáfano; fosforescente; claro; luminoso; brillante; transparente; cristalino-
diáfano bijvoeglijk naamwoord
-
fosforescente bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
luminoso bijvoeglijk naamwoord
-
brillante bijvoeglijk naamwoord
-
transparente bijvoeglijk naamwoord
-
cristalino bijvoeglijk naamwoord
-
-
klar (offensichtlich; deutlich; sonnenklar)
claro; obvio; evidente; ostensible-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
obvio bijvoeglijk naamwoord
-
evidente bijvoeglijk naamwoord
-
ostensible bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor klar:
Synoniemen voor "klar":
Wiktionary: klar
klar
Cross Translation:
adjective
-
offensichtlich
- klar → claro
-
ungetrübt
- klar → claro
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klar | → claro | ↔ articulate — clear, effective |
• klar | → transparente; claro | ↔ clear — transparent in colour |
• klar | → claro | ↔ clear — bright, not obscured |
• klar | → libre; despejado | ↔ clear — free of obstacles |
• klar | → despejado; claro | ↔ clear — without clouds |
• klar | → claro | ↔ klaar — helder, duidelijk |
• klar | → evidente | ↔ duidelijk — niet mis te verstaan |
• klar | → claro | ↔ clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière. |
• klar | → límpido; nítido | ↔ limpide — Qui est clair, transparent. |