Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: beschützen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: beschützen

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Beschützen:
- protección
beschützen:
- proteger; amparar
Wiktionary:
- beschützen → amparar, proteger
- beschützen → abrigar, proteger, guarecer, blindar, defender, protectar, guardar, custodiar, velar

Duits

Uitgebreide vertaling voor beschützen (Duits) in het Spaans

Beschützen:

Beschützen [das ~] zelfstandig naamwoord

Beschützen (Abschirmen; Abdecken; Abblenden)
la protección
- protección [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Beschützen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
protección	Abblenden; Abdecken; Abschirmen; Beschützen	Beherzigung; Beherzigung der Interessen; Beschützung; Dachdecken; Decken; Deckung; Geborgenheit; Protektion; Protrektion; Schutz; Schutz von Daten; Sicherheit; Sicherung; Wächter

beschützen:

beschützen werkwoord

beschützen (behüten; bewahren; beaufsichtigen; hüten; aufpassen; achtgeben; abschirmen)
proteger; amparar
- proteger werkwoord
- amparar werkwoord

Vertaal Matrix voor beschützen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
amparar	abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten	hüten
proteger	abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten	Schutz bieten; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; aufbewahren; aufheben; begrenzen; behüten; bewahren; einchecken; erhalten; hegen; hüten; protegieren; schutzen; schützen; umzäunen; wachen; wachen über; wahren

Synoniemen voor "beschützen":

beschirmen; bewahren; die Hand über halten
schützen; sichern

Wiktionary: beschützen

beschützen

verb

auf etwas aufpassen; etwas bewachen
- beschützen → amparar; proteger

Cross Translation:

From	To	Via
• beschützen	→ abrigar; proteger	↔ beschutten — beschermen, met name tegen weer en wind
• beschützen	→ guarecer; proteger	↔ beschermen — er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerd gebeurt
• beschützen	→ proteger; blindar	↔ shield — to protect, to defend
• beschützen	→ proteger; abrigar	↔ abriter — mettre à l'abri
• beschützen	→ defender	↔ défendre — protéger une personne contre une attaque.
• beschützen	→ proteger; protectar; guardar; custodiar; velar	↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui.

Computer vertaling door derden: