Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- anmaßen:
-
anmaßend:
- gallardo; arrogante; autocomplaciente; vanidoso; altivo; insolente; pagado de sí mismo; vano; presuntuoso; altanero; desdeñoso; pedante; presumido; engreído; soberbio; estirado; autosuficiente; pretencioso; endiosado; orgullo; glorioso; magnífico; grandioso; grande; satisfecho; creído; ficticio; hipotético; imperioso; desmañado; palurdo; sin vergüenza; bruto; zote; sin respeto; fresco; rural; campesino; torpe; grosero; descarado; nacional; maleducado; incapaz; rústico; impertinente; tosco; aturdido; fastidioso; pastoral; aldeano; desvergonzado; campestre; descortés; zafio; pastoril; de pueblo; mal educado; inhábil; mastuerzo; desfachatado; en estado natural; con desenvoltura; demasiado desenvuelto
-
Wiktionary:
- anmaßend → oprimente, subyugante, presuntuoso, altivo, arrogante
Duits
Uitgebreide vertaling voor anmaßend (Duits) in het Spaans
anmaßen:
-
anmaßen (prätendieren)
-
anmaßen (prätendieren)
Conjugations for anmaßen:
Präsens
- maße an
- maßt an
- maßt an
- maßen an
- maßt an
- maßen an
Imperfekt
- maßte an
- maßtest an
- maßte an
- maßten an
- maßtet an
- maßten an
Perfekt
- habe angemaßt
- hast angemaßt
- hat angemaßt
- haben angemaßt
- habt angemaßt
- haben angemaßt
1. Konjunktiv [1]
- maße an
- maßest an
- maße an
- maßen an
- maßet an
- maßen an
2. Konjunktiv
- maßete an
- maßetest an
- maßete an
- maßeten an
- maßetet an
- maßeten an
Futur 1
- werde anmaßen
- wirst anmaßen
- wird anmaßen
- werden anmaßen
- werdet anmaßen
- werden anmaßen
1. Konjunktiv [2]
- würde anmaßen
- würdest anmaßen
- würde anmaßen
- würden anmaßen
- würdet anmaßen
- würden anmaßen
Diverses
- maß an !
- maßt an !
- maßen Sie an !
- angemaßt
- anmaßend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor anmaßen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pretender | Anstreben; Anstrebung; Beabsichtigen; Bezwecken; Erstreben | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
apoderarse | anmaßen; prätendieren | |
apropiarse | anmaßen; prätendieren | aneignen; einverleiben; in Besitz nehmen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen |
atraverse a | anmaßen; prätendieren | |
pretender | anmaßen; prätendieren | anstreben; beabsichtigen; behaupten; bezwecken; der Meinung sein; erdichten; erfinden; finden; heucheln; meinen; prätendieren; sichverstellen; simulieren; so tun als ob; spielen; vorgeben; vormachen; vortun; vortäuschen |
anmaßend:
-
anmaßend (arrogant; eingebildet; hochmütig; selbstgefällig; herablassend; stolz; eitel; überheblich; erhaben; aufgebläht)
gallardo; arrogante; autocomplaciente; vanidoso; altivo; insolente; pagado de sí mismo; vano; presuntuoso; altanero; desdeñoso; pedante; presumido; engreído; soberbio; estirado; autosuficiente; pretencioso; endiosado-
gallardo bijvoeglijk naamwoord
-
arrogante bijvoeglijk naamwoord
-
autocomplaciente bijvoeglijk naamwoord
-
vanidoso bijvoeglijk naamwoord
-
altivo bijvoeglijk naamwoord
-
insolente bijvoeglijk naamwoord
-
pagado de sí mismo bijvoeglijk naamwoord
-
vano bijvoeglijk naamwoord
-
presuntuoso bijvoeglijk naamwoord
-
altanero bijvoeglijk naamwoord
-
desdeñoso bijvoeglijk naamwoord
-
pedante bijvoeglijk naamwoord
-
presumido bijvoeglijk naamwoord
-
engreído bijvoeglijk naamwoord
-
soberbio bijvoeglijk naamwoord
-
estirado bijvoeglijk naamwoord
-
autosuficiente bijvoeglijk naamwoord
-
pretencioso bijvoeglijk naamwoord
-
endiosado bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (arrogant; respektlos; überheblich; unbescheiden; dreist)
-
anmaßend (stolz; trotzig; großartig; stattlich; hervorragend; gönnerhaft; selbstgefällig; großzügig; ruhmreich; grandios; aufgebläht)
-
anmaßend (eingebildet; dünkelhaft; hochtrabend)
pedante; presumido; engreído; presuntuoso; vanidoso; pagado de sí mismo-
pedante bijvoeglijk naamwoord
-
presumido bijvoeglijk naamwoord
-
engreído bijvoeglijk naamwoord
-
presuntuoso bijvoeglijk naamwoord
-
vanidoso bijvoeglijk naamwoord
-
pagado de sí mismo bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (eingebildet; selbstgefällig; hochmütig; hoffärtig; überheblich; arrogant)
presumido; arrogante; vanidoso; vano; pedante; insolente; autocomplaciente; pagado de sí mismo; autosuficiente; presuntuoso; pretencioso-
presumido bijvoeglijk naamwoord
-
arrogante bijvoeglijk naamwoord
-
vanidoso bijvoeglijk naamwoord
-
vano bijvoeglijk naamwoord
-
pedante bijvoeglijk naamwoord
-
insolente bijvoeglijk naamwoord
-
autocomplaciente bijvoeglijk naamwoord
-
pagado de sí mismo bijvoeglijk naamwoord
-
autosuficiente bijvoeglijk naamwoord
-
presuntuoso bijvoeglijk naamwoord
-
pretencioso bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (schulmeisterhaft; belehrend; schulmeisterlich)
presuntuoso; autocomplaciente; pedante; presumido; vanidoso; creído; ficticio; autosuficiente; hipotético; altanero; imperioso-
presuntuoso bijvoeglijk naamwoord
-
autocomplaciente bijvoeglijk naamwoord
-
pedante bijvoeglijk naamwoord
-
presumido bijvoeglijk naamwoord
-
vanidoso bijvoeglijk naamwoord
-
creído bijvoeglijk naamwoord
-
ficticio bijvoeglijk naamwoord
-
autosuficiente bijvoeglijk naamwoord
-
hipotético bijvoeglijk naamwoord
-
altanero bijvoeglijk naamwoord
-
imperioso bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (hochmütig; arrogant; selbstgefällig; eingebildet; eitel; herablassend; aufgeblasen; aufgebläht; dünkelhaft)
-
anmaßend (unverschämt; doof; überheblich; derb; ungeschickt; ungehobelt; ungeschlacht; dreist; schwerfällig; zynisch; ungeschliffen; täppisch; frech; grob; plump; klobig; arrogant; ungeniert; bäuerisch; flegelhaft; unbescheiden; dörflich; tölpelhaft; grobschlächtig; zutäppisch)
desmañado; palurdo; sin vergüenza; bruto; zote; sin respeto; fresco; rural; campesino; torpe; grosero; descarado; nacional; maleducado; incapaz; rústico; impertinente; tosco; aturdido; fastidioso; insolente; arrogante; pastoral; aldeano; desvergonzado; campestre; descortés; zafio; pastoril; de pueblo; mal educado; inhábil; mastuerzo; desfachatado; en estado natural; con desenvoltura; demasiado desenvuelto-
desmañado bijvoeglijk naamwoord
-
palurdo bijvoeglijk naamwoord
-
sin vergüenza bijvoeglijk naamwoord
-
bruto bijvoeglijk naamwoord
-
zote bijvoeglijk naamwoord
-
sin respeto bijvoeglijk naamwoord
-
fresco bijvoeglijk naamwoord
-
rural bijvoeglijk naamwoord
-
campesino bijvoeglijk naamwoord
-
torpe bijvoeglijk naamwoord
-
grosero bijvoeglijk naamwoord
-
descarado bijvoeglijk naamwoord
-
nacional bijvoeglijk naamwoord
-
maleducado bijvoeglijk naamwoord
-
incapaz bijvoeglijk naamwoord
-
rústico bijvoeglijk naamwoord
-
impertinente bijvoeglijk naamwoord
-
tosco bijvoeglijk naamwoord
-
aturdido bijvoeglijk naamwoord
-
fastidioso bijvoeglijk naamwoord
-
insolente bijvoeglijk naamwoord
-
arrogante bijvoeglijk naamwoord
-
pastoral bijvoeglijk naamwoord
-
aldeano bijvoeglijk naamwoord
-
desvergonzado bijvoeglijk naamwoord
-
campestre bijvoeglijk naamwoord
-
descortés bijvoeglijk naamwoord
-
zafio bijvoeglijk naamwoord
-
pastoril bijvoeglijk naamwoord
-
de pueblo bijvoeglijk naamwoord
-
mal educado bijvoeglijk naamwoord
-
inhábil bijvoeglijk naamwoord
-
mastuerzo bijvoeglijk naamwoord
-
desfachatado bijvoeglijk naamwoord
-
en estado natural bijvoeglijk naamwoord
-
con desenvoltura bijvoeglijk naamwoord
-
demasiado desenvuelto bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor anmaßend:
Synoniemen voor "anmaßend":
Wiktionary: anmaßend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• anmaßend | → oprimente; subyugante | ↔ overbearing — overly bossy or domineering |
• anmaßend | → presuntuoso | ↔ presumptuous — going beyond what is proper |
• anmaßend | → altivo | ↔ supercilious — haughty |
• anmaßend | → arrogante | ↔ rogue — Qui est hautain, arrogant, d’un abord raide et désagréable. |