Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: belasten

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: belasten

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. belasten:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor belasten (Duits) in het Spaans

belasten:

belasten werkwoord (belaste, belastest, belastet, belastete, belastetet, belastet)

  1. belasten (elektricität aufladen; einladen; laden; )
    cargar; estibar; recargar; fletar
  2. belasten (Schwerer machen; beschweren; erschweren; )
    hacer más pesado; aumentar; reforzar; aumentar la carga
  3. belasten
    Cargar

Conjugations for belasten:

Präsens
  1. belaste
  2. belastest
  3. belastet
  4. belasten
  5. belastet
  6. belasten
Imperfekt
  1. belastete
  2. belastetest
  3. belastete
  4. belasteten
  5. belastetet
  6. belasteten
Perfekt
  1. habe belastet
  2. hast belastet
  3. hat belastet
  4. haben belastet
  5. habt belastet
  6. haben belastet
1. Konjunktiv [1]
  1. belaste
  2. belastest
  3. belaste
  4. belasten
  5. belastet
  6. belasten
2. Konjunktiv
  1. belastete
  2. belastetest
  3. belastete
  4. belasteten
  5. belastetet
  6. belasteten
Futur 1
  1. werde belasten
  2. wirst belasten
  3. wird belasten
  4. werden belasten
  5. werdet belasten
  6. werden belasten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde belasten
  2. würdest belasten
  3. würde belasten
  4. würden belasten
  5. würdet belasten
  6. würden belasten
Diverses
  1. belast!
  2. belastet!
  3. belasten Sie!
  5. belastet
  6. belastend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor belasten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cargar Auslastung; Befrachtung; Beladung; Fracht; Frachtgut; Laden; Ladung
estibar Stauen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Cargar belasten
aumentar Schwerer machen; beladen; belasten; beschweren; erschweren; schwerer machen; verstärken Gespräch anknöpfen; Zur Sprache bringen; anschneiden; anschwellen; ansteigen; aufführen; aufstocken; aufwerfen; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; steigern; vergrößern; vermehren; zunehmen
aumentar la carga Schwerer machen; beladen; belasten; beschweren; erschweren; schwerer machen; verstärken
cargar aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden anrechnen; aufladen; auftragen; beauftragen; befrachten; beladen; einladen; elektrizieren; fakturieren; füllen; hochladen; laden; plombieren; schleppen; tragen; verladen; wuchten
estibar aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden aufstauen; fortbewegen; stauen; vor sich hertreiben; vorwärts treiben
fletar aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden aufladen; befrachten; beladen; einladen; einmieten; laden; mieten; pachten
hacer más pesado Schwerer machen; beladen; belasten; beschweren; erschweren; schwerer machen; verstärken erschweren; schwerer machen
recargar aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden aufladen; befrachten; beladen; einladen; erneut laden; laden; nachladen; verladen
reforzar Schwerer machen; beladen; belasten; beschweren; erschweren; schwerer machen; verstärken aufmotzen; aufpolieren; ausbessern; bekräftigen; bewaffnen; bewehren; schwerer machen; verbessern; verstärken

Synoniemen voor "belasten":


Wiktionary: belasten

belasten
verb
  1. bewirken, dass etwas eine störende oder schädliche Wirkung auf etwas hat
Cross Translation:
FromToVia
• belasten → gravar ↔ burden — encumber
• belasten → cargar ↔ belasten — gewichten plaatsen op
• belasten → dividir; partir ↔ débiter — vendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0354 seconde
Page rendered in 1.0 seconds