Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Zeitraum

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Zeitraum

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Zeitraum:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zeitraum (Duits) in het Spaans

Zeitraum:

Zeitraum [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zeitraum (Zeit; Zeitabschnitt; Zeitalter)
    el tiempo; el período; la hora; la época
    • tiempo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • período [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hora [la ~] zelfstandig naamwoord
    • época [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Zeitraum (Uhr; Zeitabschnitt; Abschnitt)
    la hora; la hora de clase; la hora lectiva; el período
  3. der Zeitraum (Periode; Termin; Zeitspanne; )
    el período
  4. der Zeitraum (Zeitabschnitt; Periode; Epoche; Frist; Zeitalter)
    el período; la época
    • período [el ~] zelfstandig naamwoord
    • época [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Zeitraum (Zeitspanne)
    la época; el espacio de tiempo; el lapso de tiempo; el plazo; el término; el período
  6. der Zeitraum (Periode; Zeitspanne; Abschnitt; Spanne; Zeitabschnitt)
    el espacio de tiempo; el plazo; el término; la duración; el período; el lapso de tiempo
  7. der Zeitraum (Einsendeschluß; Frist; Termin; )
    la fecha de clausura; la fecha tope

Vertaal Matrix voor Zeitraum:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duración Abschnitt; Periode; Spanne; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne Dauer; Lebensdauer; Länge; Zeitspanne
espacio de tiempo Abschnitt; Periode; Spanne; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne Spanne; Weilchen; Zeitabschnitt
fecha de clausura Einsendeschluß; Frist; Phase; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne Datumsgrenze; Frist; Termin; Zeitlimit; letzter Tag
fecha tope Einsendeschluß; Frist; Phase; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne Frist; Termin; Zeitlimit
hora Abschnitt; Uhr; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum Schulstunde; Stunde; Unterricht; Unterrichtsstunde; Zeitpunkt; time
hora de clase Abschnitt; Uhr; Zeitabschnitt; Zeitraum Klasse; Klassenlokal; Klassenzimmer; Schulraum; Schulstunde; Schulzimmer; Stunde; Unterricht; Unterrichtsstunde; Unterrrichtsraum
hora lectiva Abschnitt; Uhr; Zeitabschnitt; Zeitraum Klasse; Klassenlokal; Klassenzimmer; Schulraum; Schulzimmer; Unterrrichtsraum
lapso de tiempo Abschnitt; Periode; Spanne; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne Spanne; Weilchen; Zeitabschnitt
período Abschnitt; Epoche; Frist; Periode; Spanne; Termin; Uhr; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit Entwicklungsphase; Interim; Menstruation; Parcours; Phase; Spanne; Stadium; Strecke; Unwohlsein; Weilchen; Zeitabschnitt; Zwischenraum; Zwischenzeit
plazo Abschnitt; Periode; Spanne; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne Abbezahlung; Ablösung; Durchlaufzeit; Spanne; Tilgung; Weilchen; Zeitabschnitt
tiempo Zeit; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum Eile; Fahrgeschwindigkeit; Geschwindigkeit; Hast; Reisegeschwindigkeit; Schnelligkeit; Tempo; Weile
término Abschnitt; Periode; Spanne; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne Ablauf; Abschluß; Angehörige; Ausklang; Auslauf; Beendigung; Beendung; Beschluß; Ende; Endkampf; Endlauf; Endpunkt; Mitglied; Penis; Pimmel; Rute; Schwanz; Spanne; Weilchen; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung
época Epoche; Frist; Periode; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum; Zeitspanne
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
tiempo Wetter

Synoniemen voor "Zeitraum":


Wiktionary: Zeitraum

Zeitraum
noun
  1. eine abgegrenzte, abgeschlossene, genau bestimmte Zeit
Cross Translation:
FromToVia
• Zeitraum → período ↔ period — history: period of time seen as coherent entity







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0487 seconde
Page rendered in 1.0 seconds