Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: pressen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: pressen

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. pressen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor pressen (Duits) in het Spaans

pressen:

pressen werkwoord (preße, preßest, preßt, preßte, preßtet, gepresst)

  1. pressen (auspressen; ausdrücken; quetschen)
    exprimir; estrujar; explotar
  2. pressen (forcieren; erzwingen; befehlen; gebieten)
    forzar; obligar; machacar; infringir; forzarse; ordenar; acometer; agraviar; compeler
  3. pressen (zwingen; forcieren; zwängen; nötigen)
    obligar a hacer

Conjugations for pressen:

Präsens
  1. preße
  2. preßest
  3. preßt
  4. preßen
  5. preßt
  6. preßen
Imperfekt
  1. preßte
  2. preßtest
  3. preßte
  4. preßten
  5. preßtet
  6. preßten
Perfekt
  1. habe gepresst
  2. hast gepresst
  3. hat gepresst
  4. haben gepresst
  5. habt gepresst
  6. haben gepresst
1. Konjunktiv [1]
  1. preße
  2. preßest
  3. preße
  4. preßen
  5. preßet
  6. preßen
2. Konjunktiv
  1. preßte
  2. preßtest
  3. preßte
  4. preßten
  5. preßtet
  6. preßten
Futur 1
  1. werde pressen
  2. wirst pressen
  3. wird pressen
  4. werden pressen
  5. werdet pressen
  6. werden pressen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde pressen
  2. würdest pressen
  3. würde pressen
  4. würden pressen
  5. würdet pressen
  6. würden pressen
Diverses
  1. preß!
  2. preßt!
  3. preßen Sie!
  5. gepresst
  6. pressend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor pressen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer Anfallen; Angreifen; Anwandeln; angreifen; antasten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen anfallen; angreifen; anstürmen; ausrauben; bestürmen; durchführen; durchsetzen; einhauen; überfallen; überrumpeln
agraviar befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen Gewalt gebrauchen; ausschimpfen; beleidigen; beschimpen; beschimpfen; durchführen; durchsetzen; düpieren; erzwingen; kränken; lästern; schmähen; schwerer machen; verletzen
compeler befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen genötigt sein zu; verpflichten
estrujar ausdrücken; auspressen; pressen; quetschen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erdrücken; erfinden; ersinnen; falten; feinmachen; feinmahlen; kaputtschlagen; klammern; knittern; komprimieren; phantasieren; planen; sich ausdenken; umklammern; verreiben; walzen; zerbrechen; zerkleinern; zerknittern; zermahlen; zermalmen; zerquetschen; zusammendrücken; zusammenpressen; zwängen
explotar ausdrücken; auspressen; pressen; quetschen abbauen; ausbeuten; ausbilden; ausnutzen; benutzen; bersten; bilden; entfalten; entwickeln; erschließen; explodieren; explodieren lassen; formen; heranbilden; inBetriebsetzen; kultivieren; platzen; profitieren; realisieren; schaffen; sprengen; springen; urbarmachen; verwirklichen; vollführen; zerspringen; zurechtbringen; zustande bringen
exprimir ausdrücken; auspressen; pressen; quetschen ausdrücken; auspressen; ausquetschen; eindrücken; erdrücken; feinmachen; feinmahlen; kaputtschlagen; verreiben; walzen; zerbrechen; zerkleinern; zermahlen; zermalmen; zerquetschen
forzar befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen Gewalt gebrauchen; abbrechen; abnötigen; abzwingen; angreifen; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; auftreten; auseinandernehmen; dekodieren; durchführen; durchsetzen; eintreten; entehen; entfesseln; erpressen; erzwingen; genötigt sein zu; schänden; verletzen; überfallen; überlasten
forzarse befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen durchführen; durchsetzen; überlasten
infringir befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen Gewalt gebrauchen; durchführen; durchsetzen; erzwingen
machacar befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen auspfählen; beeinträchtigen; beschädigen; drängen; durchführen; durchsetzen; durchstoßen; einhämmern; einrammen; entzweireißen; erdrücken; feinmachen; feinmahlen; flennen; fundieren; heulen; hämmern; jammern; kaputtschlagen; langweilig sein; nerven; rammen; salbadern; schlagen; schluchzen; stampfen; trampeln; trappelen; verreiben; walzen; weinen; wiederkäuen; wimmern; winseln; zerbrechen; zerkleinern; zermahlen; zermalmen; zerquetschen; zerschlagen; zertrümmern
obligar befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen abnötigen; abzwingen; anordnen; auftragen; beauftragen; befehlen; diktieren; erpressen; erzwingen; gebieten; genötigt sein zu; kommandieren; verordnen; vorschreiben
obligar a hacer forcieren; nötigen; pressen; zwingen; zwängen
ordenar befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen Auftrag erteilen; Herr sein über; abdecken; abhandeln; abräumen; abwickeln; anordnen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; auftragen; ausbessern; ausräumen; ausverkaufen; beauftragen; befehlen; beheben; beherrschen; beilegen; bekanntmachen; bergen; beseitigen; bestimmen; bewahren; diktieren; einordnen; einteilen; erlassen; führen; gebieten; gliedern; gruppieren; herrichten; herrschen; herrschen über; inOrdnungbringen; klassifizieren; kommandieren; lagern; leiten; lenken; ordnen; regieren; renovieren; restaurieren; schlichten; sortieren; speichern; steuern; verordnen; vorschreiben; weglegen; wegräumen

Synoniemen voor "pressen":


Wiktionary: pressen

Cross Translation:
FromToVia
• pressen → exprimir; apretar ↔ squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once
• pressen → urgir; apremiar; apretar; presionar; insistir; acelerar; activar; adelantar; apresurar ↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort.
• pressen → apretar ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).

Verwante vertalingen van pressen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0690 seconde
Page rendered in 1.0 seconds