Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- Harke:
- harken:
-
Wiktionary:
- Harke → rastrillo
- Harke → rastrillo, escardillo, sacho, almocafre, azada
- harken → rastrillar
Duits
Uitgebreide vertaling voor Harke (Duits) in het Spaans
Harke:
-
die Harke (Rechen)
Vertaal Matrix voor Harke:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rastrillo | Harke; Rechen |
Synoniemen voor "Harke":
Wiktionary: Harke
Harke
Cross Translation:
noun
-
Gartengerät zum Ebnen von Beeten und Auflockern des Bodens
- Harke → rastrillo
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Harke | → rastrillo | ↔ rake — garden tool |
• Harke | → escardillo; sacho; almocafre; azada | ↔ houe — agriculture|fr jardinage|fr instrument de fer, large et recourber, qui a un manche de bois, et avec lequel on remuer la terre en la tirant vers soi. |
• Harke | → rastrillo | ↔ râteau — Outil de jardinier (1) |
• Harke | → rastrillo | ↔ râteau de jardinier — Outil de jardinier (1) |
harken:
-
harken (rechen; zusammenharken)
rastrillar-
rastrillar werkwoord
-
Conjugations for harken:
Präsens
- harke
- harkst
- harkt
- harken
- harkt
- harken
Imperfekt
- harkte
- harktest
- harkte
- harkten
- harktet
- harkten
Perfekt
- habe geharkt
- hast geharkt
- hat geharkt
- haben geharkt
- habt geharkt
- haben geharkt
1. Konjunktiv [1]
- harke
- harkest
- harke
- harken
- harket
- harken
2. Konjunktiv
- harkte
- harktest
- harkte
- harkten
- harktet
- harkten
Futur 1
- werde harken
- wirst harken
- wird harken
- werden harken
- werdet harken
- werden harken
1. Konjunktiv [2]
- würde harken
- würdest harken
- würde harken
- würden harken
- würdet harken
- würden harken
Diverses
- harke!
- harkt!
- harken Sie!
- geharkt
- harkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor harken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rastrillar | harken; rechen; zusammen rechen; zusammenharken |
Wiktionary: harken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• harken | → rastrillar | ↔ rijven — bij elkaar halen, opruimen |
• harken | → rastrillar | ↔ râteler — ramasser avec le râteau. |