Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Geisel

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Geisel

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Geisel:
- rehén; azote; secuestrador; pirata; corsario; secuestradora; pirata aéreo
Geißel:
- azote; flagelo; látigo; fusta
Wiktionary:
- Geisel → rehén
- Geisel → rehén
- Geißel → azote, flagelo, plaga
- Geißel → azote, flagelo, disciplina

Duits

Uitgebreide vertaling voor Geisel (Duits) in het Spaans

Geisel:

Geisel [die ~] zelfstandig naamwoord

die Geisel
el rehén
- rehén [el ~] zelfstandig naamwoord
die Geisel
el azote
- azote [el ~] zelfstandig naamwoord
die Geisel (Entführer; Geiselnehmer; Kaper; Korsar)
el secuestrador; el pirata; el corsario; la secuestradora; el pirata aéreo
- secuestrador [el ~] zelfstandig naamwoord
- pirata [el ~] zelfstandig naamwoord
- corsario [el ~] zelfstandig naamwoord
- secuestradora [la ~] zelfstandig naamwoord
- pirata aéreo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geisel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
azote	Geisel	Epidemie; Geißel; Heimsuchung; Peitsche; Pest; Plage; Prüfung; Seuche; Zuchtrute
corsario	Entführer; Geisel; Geiselnehmer; Kaper; Korsar	Abenteurer; Freibeuter; Glücksritter
pirata	Entführer; Geisel; Geiselnehmer; Kaper; Korsar	Abenteurer; Freibeuter; Geiselnehmer; Glücksritter; Kaper; Korsar; Seeräuber
pirata aéreo	Entführer; Geisel; Geiselnehmer; Kaper; Korsar	Entführer; Geiselnehmer
rehén	Geisel
secuestrador	Entführer; Geisel; Geiselnehmer; Kaper; Korsar	Entführer; Geiselnehmer; Kidnapper
secuestradora	Entführer; Geisel; Geiselnehmer; Kaper; Korsar	Entführer; Geiselnehmer

Synoniemen voor "Geisel":

Entführter; Gekidnappter; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ

Wiktionary: Geisel

Geisel

noun

Person, die von Verbrechern zum Schutz (z. B. vor der Polizei) oder zur Forderung eines Lösegeldes festgehalten wird
- Geisel → rehén

Cross Translation:

From	To	Via
• Geisel	→ rehén	↔ hostage — person given as a pledge or security
• Geisel	→ rehén	↔ gijzelaar — een veelal onschuldig persoon die tegen de eigen wil door een gijzelnemer gevangen wordt gehouden en die bedreigd wordt met het doel iets van derden gedaan te krijgen
• Geisel	→ rehén	↔ otage — personne livrer ou prendre afin de garantir des accords entre ennemis.

Geißel:

Geißel [die ~] zelfstandig naamwoord

die Geißel (Peitsche)
el azote; el flagelo
- azote [el ~] zelfstandig naamwoord
- flagelo [el ~] zelfstandig naamwoord
die Geißel (Peitsche; Karbatsche)
el látigo; la fusta
- látigo [el ~] zelfstandig naamwoord
- fusta [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geißel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
azote	Geißel; Peitsche	Epidemie; Geisel; Heimsuchung; Pest; Plage; Prüfung; Seuche; Zuchtrute
flagelo	Geißel; Peitsche	Epidemie; Pest; Plage; Seuche
fusta	Geißel; Karbatsche; Peitsche	Karbatsche; Reitpeitsche
látigo	Geißel; Karbatsche; Peitsche	Karbatsche; Reitpeitsche

Synoniemen voor "Geißel":

Peitsche

Wiktionary: Geißel

Geißel

noun

etwas, das die Lebensgrundlage erheblich beeinträchtigt
- Geißel → azote
Biologie: fadenförmige Fortbewegungshilfen von Kleinstlebewesen
- Geißel → flagelo
Peitsche, Stab mit Riemen oder Schnüren zur Züchtigung
- Geißel → plaga

Cross Translation:

From	To	Via
• Geißel	→ azote	↔ scourge — a persistent pest, illness, or source of trouble
• Geißel	→ flagelo	↔ scourge — a whip often of leather
• Geißel	→ disciplina	↔ discipline — (vieilli) méthode d’instruction et d’éducation.