Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: braten

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: braten

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

braten:
- freír; cocer en el horno; asar; guisar; dorar
Braten:
- carne; carne estofada; estofado; carne asada
Wiktionary:
- braten → freir, asar, freírse, freír, tostar
- Braten → asado

Duits

Uitgebreide vertaling voor braten (Duits) in het Spaans

braten:

braten werkwoord (brate, brätst, brät, briet, brietet, gebraten)

braten (brutzeln)
freír; cocer en el horno; asar; guisar
- freír werkwoord
- cocer en el horno werkwoord
- asar werkwoord
- guisar werkwoord
braten
asar; guisar; dorar
- asar werkwoord
- guisar werkwoord
- dorar werkwoord

Conjugations for braten:

Präsens

brate
brätst
brät
braten
bratet
braten

Imperfekt

briet
brietest
briet
brieten
brietet
brieten

Perfekt

habe gebraten
hast gebraten
hat gebraten
haben gebraten
habt gebraten
haben gebraten

1. Konjunktiv [1]

brate
bratest
brate
braten
bratet
braten

2. Konjunktiv

briete
brietest
briete
brieten
brietet
brieten

Futur 1

werde braten
wirst braten
wird braten
werden braten
werdet braten
werden braten

1. Konjunktiv [2]

würde braten
würdest braten
würde braten
würden braten
würdet braten
würden braten

Diverses

brat!
bratet!
braten Sie!
gebraten
bratend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor braten:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
freír		Fritieren
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
asar	braten; brutzeln
cocer en el horno	braten; brutzeln
dorar	braten	bräunen; vergolden
freír	braten; brutzeln
guisar	braten; brutzeln	brodeln; brutzeln; dämpfen; ersticken; erwürgen; jemanden erdrosseln; jemanden ersticken; jemanden erwürgen; leise kochen; pruzeln; schmoren

Synoniemen voor "braten":

rösten

Wiktionary: braten

braten

(transitiv) (Nahrungsmittel) durch Erhitzen, ohne umgebende Flüssigkeit oder in Fett, garen
- braten → freir; asar

Cross Translation:

From	To	Via
• braten	→ freírse	↔ fry — cook in hot fat
• braten	→ freír	↔ fry — to cook (something) in hot fat
• braten	→ asar	↔ roast — to cook food by heating in an oven or fire
• braten	→ freír	↔ frire — Faire cuire
• braten	→ tostar; asar	↔ griller — supplicier par le feu.
• braten	→ tostar; asar	↔ rôtir — Faire cuire de la viande à un feu vif, de manière que le dessus soit croustillant et que l’intérieur reste tendre.

Braten:

Braten [der ~] zelfstandig naamwoord

der Braten (Fleisch)
la carne
- carne [la ~] zelfstandig naamwoord
der Braten (geschmorrtes Fleisch; Schmortopf)
la carne estofada; el estofado
- carne estofada [la ~] zelfstandig naamwoord
- estofado [el ~] zelfstandig naamwoord
der Braten (Gebratene)
la carne asada
- carne asada [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Braten:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
carne	Braten; Fleisch	Brei; Fleisch; Fruchtfleisch
carne asada	Braten; Gebratene
carne estofada	Braten; Schmortopf; geschmorrtes Fleisch
estofado	Braten; Schmortopf; geschmorrtes Fleisch	Schmortopf

Wiktionary: Braten

Braten

noun

Lebensmittel: In der Röhre gebackenes Stück Fleisch mit Soße
- Braten → asado