Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: vorschreiben

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: vorschreiben

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. vorschreiben:
  2. Vorschreiben:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor vorschreiben (Duits) in het Engels

vorschreiben:

vorschreiben werkwoord (schreibe vor, schreibst vor, schreibt vor, schrieb vor, schriebt vor, vorgeschrieben)

  1. vorschreiben (anordnen; befehlen; gebieten; )
    to ordain; to order; to charge
    • ordain werkwoord (ordains, ordained, ordaining)
    • order werkwoord (orders, ordered, ordering)
    • charge werkwoord (charges, charged, charging)
  2. vorschreiben (diktieren; eingeben; anordnen; verordnen)
    to dictate; to order
    • dictate werkwoord (dictates, dictated, dictating)
    • order werkwoord (orders, ordered, ordering)
  3. vorschreiben (anordnen; bestimmen; befehlen; )
    to proclaim; to give notice of; to call
    • proclaim werkwoord (proclaims, proclaimed, proclaiming)
    • give notice of werkwoord (gives notice of, gave notice of, giving notice of)
    • call werkwoord (calls, called, calling)

Conjugations for vorschreiben:

Präsens
  1. schreibe vor
  2. schreibst vor
  3. schreibt vor
  4. schreiben vor
  5. schreibt vor
  6. schreiben vor
Imperfekt
  1. schrieb vor
  2. schriebst vor
  3. schrieb vor
  4. schrieben vor
  5. schriebt vor
  6. schrieben vor
Perfekt
  1. habe vorgeschrieben
  2. hast vorgeschrieben
  3. hat vorgeschrieben
  4. haben vorgeschrieben
  5. habt vorgeschrieben
  6. haben vorgeschrieben
1. Konjunktiv [1]
  1. schreibe vor
  2. schreibest vor
  3. schreibe vor
  4. schreiben vor
  5. schreibet vor
  6. schreiben vor
2. Konjunktiv
  1. schriebe vor
  2. schriebest vor
  3. schriebe vor
  4. schrieben vor
  5. schriebet vor
  6. schrieben vor
Futur 1
  1. werde vorschreiben
  2. wirst vorschreiben
  3. wird vorschreiben
  4. werden vorschreiben
  5. werdet vorschreiben
  6. werden vorschreiben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vorschreiben
  2. würdest vorschreiben
  3. würde vorschreiben
  4. würden vorschreiben
  5. würdet vorschreiben
  6. würden vorschreiben
Diverses
  1. schreib vor!
  2. schreibt vor!
  3. schreiben Sie vor!
  5. vorgeschrieben
  6. vorschreibend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vorschreiben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
call Anruf; Anrufen; Ansprechen; Aufforderung; Aufruf; Ausrufen; Lockpfeife; Lockruf; Lockton; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien; Telefoon; Tonsignal
charge Anklage; Anschuldigung; Anzeige; Belastung; Ladung; Strafmandat; elektrische Ladung
order Anweisung; Auftrag; Befehl; Bestellung; Bändchen; Dienstbefehl; Dienstbefehle; Erlaß; Gebot; Gleichmäßigkeit; Heeresbefehl; Instruktion; Kommando; Lieferung; Orden; Ordnung; Regelmäßigkeit; Reihenfolge; Stapelreihenfolge; Symmetrie; Unterscheidungsmerkmal; Unterscheinungszeichen; Vollmachten; Weisung; Z-Reihenfolge; Zustellung; Zwangsbefehl; militärischer Befehl
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
call anordnen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; verordnen; vorschreiben anreden; anrufen; ansprechen; aufrufen; benennen; bimmeln; bumsen; einberufen; ernennen; herbeirufen; hämmern; klingeln; kreischen; lautauf schreien; läuten; nennen; rufen; schellen; schreien; telefonieren; zusammenrufen; zuziehen
charge anordnen; auftragen; befehlen; diktieren; gebieten; verordnen; vorschreiben anklagen; anrechnen; anschuldigen; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; beschuldigen; erlassen; fakturieren; gebieten; herrschen; kassieren; kommandieren; regieren; verdächtigen
dictate anordnen; diktieren; eingeben; verordnen; vorschreiben Herr sein über; beauftragen; befehlen; diktieren; einen Brief diktieren; gebieten; herrschen über; kommandieren
give notice of anordnen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; verordnen; vorschreiben ansagen; anschreiben; kundgeben
ordain anordnen; auftragen; befehlen; diktieren; gebieten; verordnen; vorschreiben ankündigen; ansagen; bekanntmachen; etwas erlaßen; verlesen
order anordnen; auftragen; befehlen; diktieren; eingeben; gebieten; verordnen; vorschreiben Herr sein über; Maßregeln treffen; anfordern; ankündigen; anordnen; anrücken; ansagen; auftragen; austragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; bekanntmachen; bestellen; diktieren; einen Brief diktieren; einordnen; einteilen; erlassen; etwas erlaßen; führen; gebieten; heranrücken; herrschen; herrschen über; inOrdnungbringen; insHausliefern; katalogisieren; klassifizieren; kommandieren; kontrollieren; leiten; lenken; liefern; ordnen; regeln; regieren; senden; steuern; verlesen; verordnen; zustellen
proclaim anordnen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; verordnen; vorschreiben annoncieren; ausrufen; bekanntmachen; inserieren; proklamieren; verkünden; verkündigen; verlesen

Synoniemen voor "vorschreiben":


Wiktionary: vorschreiben

vorschreiben
verb
  1. (transitiv) jemandem Vorschriften machen; jemandem sagen, was er tun soll
vorschreiben
verb
  1. to order, command, control
  2. to specify as a required procedure or ritual
Cross Translation:
FromToVia
• vorschreiben → prescribe ↔ voorschrijven — een schriftelijke opdracht geven
• vorschreiben → inspire; infuse; prompt; dictate ↔ dicter — prononcer mot à mot une phrase ou une suite de phraser, pour qu’une ou plusieurs autres personnes l’écrire.
• vorschreiben → prescribe; set ↔ prescrire — Ordonner, marquer précisément ce qu’on veut qui soit fait.

Vorschreiben:

Vorschreiben [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Vorschreiben (Anordnen)
    the prescribe; the determine; the requiring; the dictating; the declaring; the decreeing; the ordering

Vertaal Matrix voor Vorschreiben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
declaring Anordnen; Vorschreiben
decreeing Anordnen; Vorschreiben
determine Anordnen; Vorschreiben Anberaumen; Festsetzen
dictating Anordnen; Vorschreiben
ordering Anordnen; Vorschreiben Anfordern; Bestellen
prescribe Anordnen; Vorschreiben
requiring Anordnen; Vorschreiben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
determine anordnen; ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; definieren; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen; kennzeichnen; umschreiben
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ordering gebieterisch







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1618 seconde
Page rendered in 1.0 seconds