Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: markieren

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: markieren

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. markieren:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor markieren (Duits) in het Engels

markieren:

markieren werkwoord (markiere, markierst, markiert, markierte, markiertet, markiert)

  1. markieren (brandmarken; kennzeichnen; einbrennen; stigmatisieren)
    to mark; to stigmatize; to brand; to stigmatise
    – to accuse or condemn or openly or formally or brand as disgraceful 1
    • mark werkwoord (marks, marked, marking)
    • stigmatize werkwoord, Amerikaans (stigmatizes, stigmatized, stigmatizing)
      • She was stigmatized by society because she had a child out of wedlock1
    • brand werkwoord (brands, branded, branding)
    • stigmatise werkwoord, Brits
    to burn
    • burn werkwoord (burns, burnt, burning)
  2. markieren (ankreuzen; merken; kennzeichnen; zeichnen)
    to mark; to brand
    – a symbol of disgrace or infamy 1
    • mark werkwoord (marks, marked, marking)
      • And the Lord set a mark upon Cain1
    • brand werkwoord (brands, branded, branding)
      • He had the brand of a traitor.2
    mark with a cross
  3. markieren (kennzeichnen; charakterisieren; beschreiben; bezeichnen)
    to characterize; to characterise
    – describe or portray the character or the qualities or peculiarities of 1
    • characterize werkwoord, Amerikaans (characterizes, characterized, characterizing)
      • You can characterize his behavior as that of an egotist1
      • This poem can be characterized as a lament for a dead lover1
    • characterise werkwoord, Brits
    to define
    – determine the essential quality of 1
    • define werkwoord (defines, defined, defining)
    to depict; to describe
    – give a description of 1
    • depict werkwoord (depicts, depicted, depicting)
    • describe werkwoord (describes, described, describing)
    to mark
    • mark werkwoord (marks, marked, marking)
  4. markieren
    to select
    – To mark text, cells, and similar items that will be subject to a user action, such as copying text. 3
    • select werkwoord (selects, selected, selecting)
  5. markieren
    to tag
    – To request an alert for a specific contact when that contact's presence status changes. 3
    • tag werkwoord (tags, tagged, tagging)
  6. markieren
    to tag
    – To apply a marker to content or items (like photos or text) to identify certain types of information. 3
    • tag werkwoord (tags, tagged, tagging)

Conjugations for markieren:

Präsens
  1. markiere
  2. markierst
  3. markiert
  4. markieren
  5. markiert
  6. markieren
Imperfekt
  1. markierte
  2. markiertest
  3. markierte
  4. markierten
  5. markiertet
  6. markierten
Perfekt
  1. habe markiert
  2. hast markiert
  3. hat markiert
  4. haben markiert
  5. habt markiert
  6. haben markiert
1. Konjunktiv [1]
  1. markiere
  2. markierest
  3. markiere
  4. markieren
  5. markieret
  6. markieren
2. Konjunktiv
  1. markierte
  2. markiertest
  3. markierte
  4. markierten
  5. markiertet
  6. markierten
Futur 1
  1. werde markieren
  2. wirst markieren
  3. wird markieren
  4. werden markieren
  5. werdet markieren
  6. werden markieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde markieren
  2. würdest markieren
  3. würde markieren
  4. würden markieren
  5. würdet markieren
  6. würden markieren
Diverses
  1. markier!
  2. markiert!
  3. markieren Sie!
  5. markiert
  6. markierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor markieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brand Anfertigung; Brandmal; Gütezeichen; Handelsmarke; Handelszeichen; Herstellung; Mal; Markenzeichen; Schutzmarke; Schwert; Warenzeichen; Wundmal des Christus; Zeichen
burn Brandfleck; Brandverletzung; Brandwunde; Verbrennung
mark Abzeichen; Auszeichnung; Beurteilung; Brandzeichen; Dekoration; Ehrenzeichen; Einkleidung; Einrichtung; Erkennen; Erkennungszeichen; Formgebung; Gestaltung; Kennzeichen; Markierung; Merkmal; Merkzeichen; Narbe; Note; Orden; Ringscheibe; Schießscheibe; Schmarre; Schmiß; Schulnote; Unterscheidung; Unterscheidungsmerkmal; Vermerk; Zahl; Zensur; Zielscheibe; Ziffer
tag Aufkleber; Etikett; Fangen; Fangspiel; Label; Markierung; Notiztag; Plakatkleber; RFID-Transponder; Schlaufe; Schlaufenbogen; Schleife; Schlinge; Sticker; Tag; Zickzackkurve
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brand ankreuzen; brandmarken; einbrennen; kennzeichnen; markieren; merken; stigmatisieren; zeichnen
burn brandmarken; einbrennen; kennzeichnen; markieren; stigmatisieren abbrennen; anbacken; anbrennen; anstecken; ausbrennen; brennen; einbrennen; feuern; flammen; niederbrennen; sengen; versengen
characterise beschreiben; bezeichnen; charakterisieren; kennzeichnen; markieren bezeichnen; charakterisieren; kennzeichnen
characterize beschreiben; bezeichnen; charakterisieren; kennzeichnen; markieren bezeichnen; charakterisieren; kennzeichnen
define beschreiben; bezeichnen; charakterisieren; kennzeichnen; markieren abgrenzen; abstecken; abzäunen; begrenzen; benachrichtigen; beschreiben; bestimmen; definieren; einhegen; einzäunen; erzählen; etwas andeuten; etwas zeigen; festlegen; festsetzen; kennzeichnen; mitteilen; neppen; näher beschreiben; näher umschreiben; prellen; schildern; trassieren; umschreiben; umzäunen; übervorteilen
depict beschreiben; bezeichnen; charakterisieren; kennzeichnen; markieren abbilden; benachrichtigen; darstellen; erzählen; malen; mitteilen; portrettieren; schildern; zeichnen
describe beschreiben; bezeichnen; charakterisieren; kennzeichnen; markieren abbilden; benachrichtigen; beschreiben; darstellen; entwerfen; erklären; erzählen; mitteilen; schildern; skizzieren; umschreiben; wiedergeben
mark ankreuzen; beschreiben; bezeichnen; brandmarken; charakterisieren; einbrennen; kennzeichnen; markieren; merken; stigmatisieren; zeichnen abzeichnen; ankreuzen; anmerken; anstreichen; bezeichnen; charakterisieren; kennzeichnen; stempeln; unterstreichen
mark with a cross ankreuzen; kennzeichnen; markieren; merken; zeichnen
select markieren aktivieren; auslesen; auslosen; auswählen; gliedern; herauspicken; heraussuchen; ordnen; selektieren; sichten; sieben; sortieren
stigmatise brandmarken; einbrennen; kennzeichnen; markieren; stigmatisieren brandmarken; stigmatisieren
stigmatize brandmarken; einbrennen; kennzeichnen; markieren; stigmatisieren brandmarken; stigmatisieren
tag markieren Markierung; anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
select ausgelesen; ausgesucht; ausgewählt; ergeben; exklusiv; exklusive; lieb; selekt; teuer; wert

Synoniemen voor "markieren":

  • anmarkern; einmalen; einzeichnen; kenntlich machen; kennzeichnen

Wiktionary: markieren

markieren
verb
  1. vermeintlich Wichtiges kennzeichnen, hervorheben
    • markieren → mark
markieren
verb
  1. indicate
  2. to mark with a fluorescent marker
  3. computing: to signal
  4. to mark with a flag
  5. to mark out and make known; to point out; to name; to indicate
  6. to indicate; to mark
  7. to mark with a checkmark
Cross Translation:
FromToVia
• markieren → mark ↔ markeren — het afbakenen van een grens
• markieren → tick ↔ cocher — Marquer d’une coche, d’une entaille.
• markieren → designate; appoint; denote; mark; motion; show; indicate; point out; demonstrate; display; manifest; suggest; connote; choose; elect; pick out; opt ↔ désigner — Traduction à trier
• markieren → stake out ↔ jalonner — planter des jalons de distance en distance, soit pour un alignement, soit pour déterminer les différents points d’un plan.
• markieren → denote; mark; motion; check; score ↔ marquer — Distinguer une chose d’une autre au moyen d’une marque. (Sens général).







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0503 seconde
Page rendered in 1.0 seconds