Overzicht
Duits naar Engels: Meer gegevens...
- koordinieren:
-
Wiktionary:
- koordinieren → coordinate
- koordinieren → coordinate
Duits
Uitgebreide vertaling voor koordinierend (Duits) in het Engels
koordinieren:
koordinieren werkwoord (koordiniere, koordinierst, koordiniert, koordinierte, koordiniertet, koordiniert)
-
koordinieren (führen; leiten; lenken)
-
koordinieren (gleichrichten; auswuchten)
Conjugations for koordinieren:
Präsens
- koordiniere
- koordinierst
- koordiniert
- koordinieren
- koordiniert
- koordinieren
Imperfekt
- koordinierte
- koordiniertest
- koordinierte
- koordinierten
- koordiniertet
- koordinierten
Perfekt
- habe koordiniert
- hast koordiniert
- hat koordiniert
- haben koordiniert
- habt koordiniert
- haben koordiniert
1. Konjunktiv [1]
- koordiniere
- koordinierest
- koordiniere
- koordinieren
- koordinieret
- koordinieren
2. Konjunktiv
- koordinierte
- koordiniertest
- koordinierte
- koordinierten
- koordiniertet
- koordinierten
Futur 1
- werde koordinieren
- wirst koordinieren
- wird koordinieren
- werden koordinieren
- werdet koordinieren
- werden koordinieren
1. Konjunktiv [2]
- würde koordinieren
- würdest koordinieren
- würde koordinieren
- würden koordinieren
- würdet koordinieren
- würden koordinieren
Diverses
- koordinier!
- koordiniert!
- koordinieren Sie!
- koordiniert
- koordinierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor koordinieren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coordinate | Koordinate | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
align | auswuchten; gleichrichten; koordinieren | ausbalancieren; ausrichten; auswuchten; gleichrichten |
arrange | führen; koordinieren; leiten; lenken | Haus einrichten; Maßregeln treffen; abmachen; anordnen; arrangieren; aufbauen; aufstellen; ausmachen; ausrichten; bauen; deichseln; einordnen; einrichten; einsetzen; einteilen; erbauen; errichten; festlegen; gliedern; herrichten; inOrdnungbringen; installieren; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; veranstalten; vereinbaren |
coordinate | führen; koordinieren; leiten; lenken | |
organise | führen; koordinieren; leiten; lenken | Haus einrichten; ablegen; archivieren; aufheben; katalogisieren |
organize | führen; koordinieren; leiten; lenken | Haus einrichten; ablegen; archivieren; aufheben; katalogisieren |
Synoniemen voor "koordinieren":
Wiktionary: koordinieren
koordinieren
Cross Translation:
verb
-
to synchronize
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• koordinieren | → coordinate | ↔ coördineren — zo organiseren dat alles goed verloopt |