Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: knoten

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: knoten

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. knoten:
  2. Knoten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor knoten (Duits) in het Engels

knoten:

knoten werkwoord

  1. knoten (verknoten; verbinden; anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen)
    to connect; to bind; to knot; to tie together
    • connect werkwoord (connects, connected, connecting)
    • bind werkwoord (binds, binding)
    • knot werkwoord (knots, knotted, knotting)
    • tie together werkwoord (ties together, tied together, tying together)

Vertaal Matrix voor knoten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knot Dutt; Haarknoten; Knoten; Knäuel; Knötchen; Laufknoten; Schlinge; Strähne; Wickel; strenges Garn
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bind anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; verbinden; verknoten abdichten; abschliessen; anbinden; anknöpfen; befestigen; binden; den Mund verbieten; erpressen; fesseln; festbinden; festknöpfen; festknüpfen; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; ketten; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schließen; schnüren; sperren; verknoten; verschließen; zumachen; zurren; zusammenbinden; zusammenbringen
connect anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; verbinden; verknoten an einander befestigen; anbinden; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anhaken; anheften; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; anschalten; anschließen; befestigen; beglaubigen; beziehen; durchstellen; einschalten; festhaken; festheften; festmachen; fügen; haken; heften; inBeziehungbringen; ineinandergreifen; ineinanderschließen; ketten; knüpfen; kombinieren; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; weiterleiten; zusammenfügen; zusammenlegen
knot anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; verbinden; verknoten anbinden; anknöpfen; befestigen; festknöpfen; festmachen; schnüren; verknoten; zusammenbinden
tie together anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; verbinden; verknoten anbinden; anknöpfen; befestigen; festknöpfen; festmachen; schnüren; verknoten; verknüpfen; zusammenbinden

Synoniemen voor "knoten":


Wiktionary: knoten

knoten
verb
  1. zu einem Knoten schlingen
knoten
verb
  1. form into a knot; tie with knot(s)
Cross Translation:
FromToVia
• knoten → knot; tie ↔ knopen — een vastzittende lus in een koord, draad of touw maken
• knoten → knot; bind; connect; join; tie; tie up; associate; fasten; link ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien.

Knoten:

Knoten [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Knoten (Tumor; Geschwulst)
    the tumour; the tumor
    – an abnormal new mass of tissue that serves no purpose 1
    • tumour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • tumor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    the growth
    • growth [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Knoten (Haarknoten; Dutt)
    the bun
    • bun [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Knoten (Strähne; Knötchen; Knäuel; Dutt; Haarknoten)
    the knot; the bun; the knot of hair
    • knot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bun [the ~] zelfstandig naamwoord
    • knot of hair [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Knoten
    the node
    – A location in a hierarchy (often a tree structure) that can have links to one or more nodes below it. 2
    • node [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Knoten
    the node
    – For local area networks (LANs), a device that is connected to the network and is capable of communicating with other network devices. 2
    • node [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Knoten
    the node
    – For failover clusters or server clusters, a computer system that is an active or inactive member of the cluster. 2
    • node [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Knoten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bun Dutt; Haarknoten; Knoten; Knäuel; Knötchen; Strähne Gesicht
growth Geschwulst; Knoten; Tumor Anbau; Ansteigen; Ansteigung; Anwachsen; Anwuchs; Aufgehen; Ausbreitung; Blüte; Entstehen; Entwicklung; Erhöhung; Erweiterung; Erzeugung; Expansion; Fortpflanzung; Heranziehung; Vergrößerung; Vermehrung; Wachstum; Wachtumsprozess; Wuchs; Zucht; Zunahme; Zuwachs
knot Dutt; Haarknoten; Knoten; Knäuel; Knötchen; Strähne Knäuel; Laufknoten; Schlinge; Wickel; strenges Garn
knot of hair Dutt; Haarknoten; Knoten; Knäuel; Knötchen; Strähne Gesicht; Haarbüschel
node Knoten
tumor Geschwulst; Knoten; Tumor
tumour Geschwulst; Knoten; Tumor
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knot anbinden; anknöpfen; befestigen; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; knoten; schnüren; verbinden; verknoten; zusammenbinden

Wiktionary: Knoten

Knoten
noun
  1. Elektronik: Verbindungsstelle von Bauelementen in der Elektrotechnik
  2. Geschwindigkeitsangabe bei Luft- und Wasserfahrzeugen
  3. Physik: bei einer stehenden Welle zum Beispiel in einer Saite oder Luftsäule diejenigen Punkte, an denen die Schwingungsamplitude 0 ist ("Knoten" der stehenden Welle im Gegensatz zu den "Bäuchen" der stehenden Welle)
  4. fest verschlungener Teil eines Fadens oder Seils
Knoten
noun
  1. vertex of a graph
  2. nautical unit of speed
  3. tangled clump
  4. mathematics closed curve
  5. looping
  6. A tight roll of hair worn at the back of the head
  7. graph theory: element joined by edges to other vertices
Cross Translation:
FromToVia
• Knoten → bulge; bump; hump; swelling; knob; knot; protuberance; lump; gnarl; dent ↔ bosse — enflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.
• Knoten → bump; knob; knot; protuberance; tuber; lump; gnarl ↔ enflure — État de ce qui est enflé (1)
• Knoten → knot; bow ↔ nœud — Enlacement
• Knoten → knot ↔ nœud — marine|nocat=1 Unité de mesure
• Knoten → bump; knob; knot; protuberance; tuber; lump; gnarl ↔ protubérance — didactique|fr éminence, saillie.

Verwante vertalingen van knoten







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0627 seconde
Page rendered in 1.0 seconds