Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: begreifen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: begreifen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. begreifen:
  2. Begreifen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor begreifen (Duits) in het Engels

begreifen:

begreifen werkwoord (begreife, begreifst, begreift, begriff, begrifft, begriffen)

  1. begreifen (verstehen; kapieren; fassen; )
    to understand; to comprehend; to grasp; to get
    • understand werkwoord (understands, understood, understanding)
    • comprehend werkwoord (comprehends, comprehended, comprehending)
    • grasp werkwoord (grasps, grasped, grasping)
    • get werkwoord (gets, got, getting)
  2. begreifen (auffassen; verstehen; einsehen)
    to interpret; to understand; to take up
    • interpret werkwoord (interprets, interpreted, interpreting)
    • understand werkwoord (understands, understood, understanding)
    • take up werkwoord (takes up, took up, taking up)
  3. begreifen (verstehen; erfassen; kapieren)
    to understand
    • understand werkwoord (understands, understood, understanding)
  4. begreifen (realisieren; erkennen; einsehen; )
    to realize; to contain; to grasp; to get to know; to hold; to realise
    • realize werkwoord, Amerikaans (realizes, realized, realizing)
    • contain werkwoord (contains, contained, containing)
    • grasp werkwoord (grasps, grasped, grasping)
    • get to know werkwoord (gets to know, got to know, getting to know)
    • hold werkwoord (holds, held, holding)
    • realise werkwoord, Brits
  5. begreifen (durchschauen; verstehen; einsehen; )
    to understand; rumble to; to see through; be on to
  6. begreifen (mächtig sein)
    to understand; have it taped
  7. begreifen (festgreifen; anpacken; fassen; packen; greifen)
    to catch
    • catch werkwoord (catches, catched, catching)

Conjugations for begreifen:

Präsens
  1. begreife
  2. begreifst
  3. begreift
  4. begreifen
  5. begreift
  6. begreifen
Imperfekt
  1. begriff
  2. begriffst
  3. begriff
  4. begriffen
  5. begrifft
  6. begriffend
Perfekt
  1. habe begriffen
  2. hast begriffen
  3. hat begriffen
  4. haben begriffen
  5. habt begriffen
  6. haben begriffen
1. Konjunktiv [1]
  1. begreife
  2. begreifest
  3. begreife
  4. begreifen
  5. begreifet
  6. begreifen
2. Konjunktiv
  1. begriffe
  2. begriffest
  3. begriffe
  4. begriffen
  5. begriffet
  6. begriffen
Futur 1
  1. werde begreifen
  2. wirst begreifen
  3. wird begreifen
  4. werden begreifen
  5. werdet begreifen
  6. werden begreifen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde begreifen
  2. würdest begreifen
  3. würde begreifen
  4. würden begreifen
  5. würdet begreifen
  6. würden begreifen
Diverses
  1. begreif!
  2. begreift!
  3. begreifen Sie!
  5. begriffen
  6. begreifend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor begreifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
catch Abfang; Beute; Fang; Riegel; Schnappschloß; Schnappverschluß; Türriegel
grasp Verstehen
hold Bottich; Eimer; Faß; Festnehmen; Festpacken; Haltegriff; Kübel; Schiffsbauch; Schiffsraum; Schüssel; Sperre; Tonne; Trog; Wanne
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be on to begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; kapieren; schnallen; verstehen
catch anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; greifen; packen abfangen; anfassen; anpacken; auffangen; auftragen; bestricken; charmieren; davontragen; eingreifen; einpacken; einschlagen; einwickeln; erbeuten; erfassen; ergreifen; erhaschen; ernähren; ertappen; erwischen; etwas bekommen; fangen; fassen; fesseln; festgreifen; festhalten; festnehmen; füttern; grabbeln; grapschen; greifen; hervorholen; klemmen; krallen; kriegen; packen; schnappen; speisen; unverlangt bekommen; verhaften; verpflegen; verwickeln; wegkappern; wickeln; zugreifen; überlisten
comprehend begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen
contain begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen beinhalten; enthalten; implizieren; lauten; luftdicht abdecken
get begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen abhauen; abkratzen; abzischen; abzwitschen; auftragen; bekommen; davontragen; einholen; erzielen; gewinnen; holen; sich zum Teufel scheren; unverlangt bekommen
get to know begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen Bekanntschaft machen mit; begegnen
grasp begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; grapschen; greifen; klammern; klemmen; krallen; umklammern; wegkappern; zugreifen; zwängen
have it taped begreifen; mächtig sein
hold begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen Halten; aufsperren; behalten; beibehalten; bewahren; einschließen; einsperren; erfassen; ergreifen; erhalten; fassen; festhalten; greifen; handhaben; im Gefängnis werfen; instandhalten; nicht gehenlassen; verhaften; wahren
interpret auffassen; begreifen; einsehen; verstehen ausdrücken; darstellen; dolmetschen; interpretieren; uebersetzen; wiedergeben; äußern; übersetzen
realise begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen bilden; einlösen; realisieren; schaffen; versilbern; verwirklichen; vollführen; wahrmachen; zurechtbringen; zustande bringen
realize begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen bilden; einlösen; realisieren; schaffen; versilbern; verwirklichen; vollführen; wahrmachen; zurechtbringen; zustande bringen
rumble to begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; kapieren; schnallen; verstehen
see through begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; kapieren; schnallen; verstehen durchschauen; durchsehen; ergründen; erkennen; kapieren
take up auffassen; begreifen; einsehen; verstehen absorbieren; aufnehmen; aufsaugen; ausschlürfen; einverleiben; hinaufbringen; hinaufführen; inkorporieren; schlucken
understand auffassen; begreifen; durchschauen; einsehen; erfassen; erkennen; fassen; kapieren; mächtig sein; schnallen; verstehen

Synoniemen voor "begreifen":


Wiktionary: begreifen

begreifen
verb
  1. in sich begreifen: etwas umfassen, beinhalten
  2. etwas oder jemanden mit dem Verstand erfassen
begreifen
verb
  1. decipher, understand
  2. to understand
  3. (transitive, figuratively) to manage to comprehend
  4. to perceive and understand (jump)
  5. to understand; to recognize
  6. to understand; to comprehend
  7. to be aware of the meaning of
Cross Translation:
FromToVia
• begreifen → see; understand ↔ vatten — begrijpen
• begreifen → comprehend ↔ bevatten — begrijpen
• begreifen → understand; comprehend; realize; appreciate; apprehend; catch; see ↔ comprendre — contenir en soi.
• begreifen → conceive ↔ concevoir — Comprendre, entendre bien quelque chose, en avoir une juste idée.
• begreifen → grasp; get ↔ saisir — Discerner, comprendre.

Begreifen:

Begreifen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Begreifen
    the understanding

Vertaal Matrix voor Begreifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
understanding Begreifen Begriffsvermögen; Einsicht; Einvernehmen; Gedanke; Genie; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Scharfsinn; Verstand; Verstehen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
understanding einsichtsvoll; verständig; verständnisvoll

Synoniemen voor "Begreifen":


Verwante vertalingen van begreifen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0454 seconde
Page rendered in 1.0 seconds