Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Stillen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Stillen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. stillen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Stillen (Duits) in het Engels

Stillen vorm van stillen:

stillen werkwoord (stille, stillst, stillt, stillte, stilltet, gestillt)

  1. stillen (löschen)
    to quench; to alleviate
    • quench werkwoord (quenches, quenched, quenching)
    • alleviate werkwoord (alleviates, alleviated, alleviating)
  2. stillen (säugen)
    to suckle; to nurse; to breastfeed a baby
    • suckle werkwoord (suckles, suckled, suckling)
    • nurse werkwoord (nurses, nursed, nursing)
    • breastfeed a baby werkwoord (breastfeeds a baby, breastfed a baby, breastfeeding a baby)
  3. stillen (Blut stillen)
    to staunch; to stop
    • staunch werkwoord (staunchs, staunched, staunching)
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
  4. stillen (zufriedenstellen; genügen; befriedigen)
    to satisfy; to suffice; provide gratification; to appease; to please
  5. stillen (zufriedenstellen; befriedigen)
    to satiate; to satisfy; to fill; to eat one's fill

Conjugations for stillen:

Präsens
  1. stille
  2. stillst
  3. stillt
  4. stillen
  5. stillt
  6. stillen
Imperfekt
  1. stillte
  2. stilltest
  3. stillte
  4. stillten
  5. stilltet
  6. stillten
Perfekt
  1. habe gestillt
  2. hast gestillt
  3. hat gestillt
  4. haben gestillt
  5. habt gestillt
  6. haben gestillt
1. Konjunktiv [1]
  1. stille
  2. stillest
  3. stille
  4. stillen
  5. stillet
  6. stillen
2. Konjunktiv
  1. stillte
  2. stilltest
  3. stillte
  4. stillten
  5. stilltet
  6. stillten
Futur 1
  1. werde stillen
  2. wirst stillen
  3. wird stillen
  4. werden stillen
  5. werdet stillen
  6. werden stillen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde stillen
  2. würdest stillen
  3. würde stillen
  4. würden stillen
  5. würdet stillen
  6. würden stillen
Diverses
  1. still!
  2. stillt!
  3. stillen Sie!
  5. gestillt
  6. stillend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor stillen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fill Füllung
nurse Amme; Aufseher; Babysitter; Betreuer; Krankenpfleger; Krankenpflegerin; Krankenschwester; Schwester; Schwesterchen; Tierpfleger
stop Aufenthalt; Aufschub; Ausstand; Halt; Haltestelle; Stillstand; Stop; Stopp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alleviate löschen; stillen
appease befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen
breastfeed a baby stillen; säugen
fill befriedigen; stillen; zufriedenstellen Platz einnehmen; Raum einnehmen; abfüllen; anfüllen; auffüllen; ausfüllen; füllen; gießen; plombieren; vollgießen; vollpumpen; vollschenken; vollschütten
nurse stillen; säugen einflößen; eingeben; für etwas sorgen; knuddeln; kuscheln; pflegen; schmusen; sorgen; streicheln; verordnen; verpflegen; versorgen
please befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen abfinden; amüsieren; angenehm machen; befriedigen; belieben; belustigen; erfreuen; ergötzen; gefallen; genügen; gutdünken; sichfreuen; unterhalten; zufriedenstellen
provide gratification befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen
quench löschen; stillen ernähren; erquicken; laben
satiate befriedigen; stillen; zufriedenstellen befriedigen; den Hunger stillen; genügen; sättigen; zufriedenstellen
satisfy befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen befriedigen; den Hunger stillen; genügen; sättigen; zufriedenstellen
staunch Blut stillen; stillen
stop Blut stillen; stillen Einhalt gebieten; abbremsen; abdichten; abhalten; abmachen; absetzen; abstellen; abstoppen; anhalten; aufhalten; aufhören; ausscheiden; aussetzen; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; bremsen; dichten; einstellen; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; etwas aufgeben; festfahren; festlegen; festsetzen; halten; hapern; hemmen; hindern; hinhalten; hintertreiben; isolieren; konterkarieren; schließen; sstoppen; stagnieren; stehenbleiben; stillsetzen; stocken; stopfen; stoppen; stutzen; vereinbaren; verspäten; verzichten; verzögern; zum Stillstand bringen; zurückhalten; zurücktreten
suckle stillen; säugen
suffice befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen ausreichen; genügen; langen; zufriedenstellen
to eat one's fill befriedigen; stillen; zufriedenstellen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
staunch beharrlich; beständig; dauerhaft; eisern; fest; sicher; standhaft; unerschütterlich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
please ach; bitte sehr

Synoniemen voor "stillen":


Wiktionary: stillen

stillen
verb
  1. (transitiv) etwas (meist Bedürfnisse) beruhigen, abschwächen
  2. einem Kind die Muttermilch geben
stillen
verb
  1. to breast feed
  2. feed a baby milk via the breasts
  3. satisfy thirst
  4. to give suck to
Cross Translation:
FromToVia
• stillen → breastfeed ↔ borst — de borst geven
• stillen → suckle; nurse ↔ zogen — het te drinken geven van moedermelk
• stillen → breastfeed; suckle ↔ allaiter — nourrir de son lait.


Wiktionary: Stillen

Stillen
noun
  1. activity

Verwante vertalingen van Stillen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0438 seconde
Page rendered in 1.0 seconds