Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Nützlichkeit

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Nützlichkeit

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Nützlichkeit:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Nützlichkeit (Duits) in het Engels

Nützlichkeit:

Nützlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Nützlichkeit (Utilität)
    the utility
    • utility [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Nützlichkeit (Brauchbarkeit; Sinn; Utilität; )
    the utility; the usefulness; the use
    • utility [the ~] zelfstandig naamwoord
    • usefulness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • use [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Nützlichkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
use Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil Anwendung; Bedeutung; Benutzung; Gebrauch; Gewinn; Handhabung; Hantieren; Konsum; Nutzen; Nutzung; Profit; Sinn; Verbrauch; Verwendung; Verwertung; Verzehr; Vorteil
usefulness Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Profit; Verwendbarkeit; Vorteil
utility Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil Hilfsprogramm
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
use anwenden; aufarbeiten; aufbrauchen; aufmachen; aufnehmen; aufsetzen; aufstellen; aufwenden; aufzehren; ausbeuten; ausfertigen; benutzen; einsetzen; gebrauchen; handhaben; hantieren; konsumieren; praktizieren; tun; verbrauchen; verrichten; verwenden

Synoniemen voor "Nützlichkeit":


Wiktionary: Nützlichkeit

Nützlichkeit
noun
  1. Eigenschaft, von Nutzen zu sein; häufig oder in einer wichtigen Situation benutzbar zu sein
    • Nützlichkeit → use
Nützlichkeit
noun
  1. quality of being useful







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0253 seconde
Page rendered in 1.0 seconds