Chassis: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Chassis:
- frame-work; chassis; carcass; foundation; structure; shell; undercarriage; bogie; landing gear
Wiktionary:
- Chassis → chassis
- Chassis → chassis

Engels naar Duits: Meer gegevens...

chassis:
- Fußgestell; Gestell; Fahrgestell; Untergestell; Chassis; Fensterrahmen; Rahmen; Gerüst
Wiktionary:
- chassis → Chassis, Fahrgestell
- chassis → Chassis

Duits

Uitgebreide vertaling voor Chassis (Duits) in het Engels

Chassis:

Chassis [das ~] zelfstandig naamwoord

Chassis (Fahrgestell; Fensterrahmen; Rahmen; Gerüst; Gestell)
the frame-work; the chassis; the carcass; the foundation; the structure; the shell
- frame-work [the ~] zelfstandig naamwoord
- chassis [the ~] zelfstandig naamwoord
- carcass [the ~] zelfstandig naamwoord
- foundation [the ~] zelfstandig naamwoord
- structure [the ~] zelfstandig naamwoord
- shell [the ~] zelfstandig naamwoord
Chassis (Fahrgestell; Fußgestell; Gestell)
the undercarriage; the chassis; the bogie; the landing gear
- undercarriage [the ~] zelfstandig naamwoord
- chassis [the ~] zelfstandig naamwoord
- bogie [the ~] zelfstandig naamwoord
- landing gear [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Chassis:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bogie	Chassis; Fahrgestell; Fußgestell; Gestell
carcass	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerüst; Gestell; Rahmen	Gerippe; Gerüst; Gestell; Rahmen
chassis	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Fußgestell; Gerüst; Gestell; Rahmen	Fahrgestell; Fußgestell; Gestell; Untergestell
foundation	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerüst; Gestell; Rahmen	Begründung; Errichtung; Fonds; Fundament; Fundierung; Grundierung; Grundlage; Gründung; Pensionskasse; Stiftung
frame-work	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerüst; Gestell; Rahmen
landing gear	Chassis; Fahrgestell; Fußgestell; Gestell	Fahrgestell; Landegestell
shell	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerüst; Gestell; Rahmen	Bombe; Deckel; Dose; Emballage; Explosivstoff; Gefäß; Gehäuse; Gerippe; Gerüst; Gestell; Granate; Hülse; Kappe; Kapsel; Karton; Kaskowohnung; Kasten; Muschel; Muschelschale; Packung; Rahmen; Schachtel; Schale; Shell; Umhüllung; Verpackung
structure	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerüst; Gestell; Rahmen	Amtsschimmel; Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Bausektor; Baustelle; Bürokratie; Bürokratismus; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Leitfaden; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand
undercarriage	Chassis; Fahrgestell; Fußgestell; Gestell	Fahrgestell; Landegestell
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
shell		aus der Himmel beschießen; beschießen; bombardieren; kanonieren
structure		ordnen; strukturieren

Synoniemen voor "Chassis":

Fahrgestell; Rahmen

Wiktionary: Chassis

Chassis

noun

das Fahrgestell oder der Rahmen eines Fahrzeuges
- Chassis → chassis

Chassis

noun

base frame of motor vehicle
- chassis → Chassis; Fahrgestell

Cross Translation:

From	To	Via
• Chassis	→ chassis	↔ châssis — menuiserie\|fr ouvrage composé de plusieurs pièces de menuiserie formant ordinairement des cadres où l’on met des vitres, de la toile ou des feuilles de papier huiler, etc.

Engels

Uitgebreide vertaling voor Chassis (Engels) in het Duits

chassis:

chassis [the ~] zelfstandig naamwoord

the chassis (stand; support; leg)
Fußgestell; Gestell; Fahrgestell; Untergestell
- Fußgestell [das ~] zelfstandig naamwoord
- Gestell [das ~] zelfstandig naamwoord
- Fahrgestell [das ~] zelfstandig naamwoord
- Untergestell [das ~] zelfstandig naamwoord
the chassis (undercarriage; bogie; landing gear)
Fahrgestell; Fußgestell; Gestell; Chassis
- Fahrgestell [das ~] zelfstandig naamwoord
- Fußgestell [das ~] zelfstandig naamwoord
- Gestell [das ~] zelfstandig naamwoord
- Chassis [das ~] zelfstandig naamwoord
the chassis (frame-work; carcass; foundation; structure; shell)
Chassis; Fahrgestell; der Fensterrahmen; der Rahmen; Gerüst; Gestell
- Chassis [das ~] zelfstandig naamwoord
- Fahrgestell [das ~] zelfstandig naamwoord
- Fensterrahmen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Rahmen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gerüst [das ~] zelfstandig naamwoord
- Gestell [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor chassis:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Chassis	bogie; carcass; chassis; foundation; frame-work; landing gear; shell; structure; undercarriage
Fahrgestell	bogie; carcass; chassis; foundation; frame-work; landing gear; leg; shell; stand; structure; support; undercarriage	landing gear; undercarriage
Fensterrahmen	carcass; chassis; foundation; frame-work; shell; structure	window cill; window frame; window-frame; window-still
Fußgestell	bogie; chassis; landing gear; leg; stand; support; undercarriage	stand; support; tripod
Gerüst	carcass; chassis; foundation; frame-work; shell; structure	basic thought; body; body of an airplane; bone structure; carcass; central idea; frame; framework; rack; shell; shelves; skeleton
Gestell	bogie; carcass; chassis; foundation; frame-work; landing gear; leg; shell; stand; structure; support; undercarriage	body; carcass; drying frame; frame; framework; lamp holder; prop; rack; shell; shelves; shore; skeleton; socket; spectacle frame; stand; support; tripod
Rahmen	carcass; chassis; foundation; frame-work; shell; structure	body; border; carcass; cornice; frame; frame work; framework; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim; shell; skeleton; visible border
Untergestell	chassis; leg; stand; support

Synoniemen voor "chassis":

human body; physical body; material body; soma; build; figure; physique; anatomy; shape; bod; frame; form; flesh; body; organic structure; physical structure
mounting
skeleton; skeletal frame; frame; underframe

Verwante definities voor "chassis":

the skeleton of a motor vehicle consisting of a steel frame supported on springs that holds the body and motor¹
a metal mounting for the circuit components of an electronic device¹

Wiktionary: chassis

chassis

noun

base frame of motor vehicle
- chassis → Chassis; Fahrgestell

chassis

noun

das Fahrgestell oder der Rahmen eines Fahrzeuges
- Chassis → chassis

Cross Translation:

From	To	Via
• chassis	→ Chassis	↔ châssis — menuiserie\|fr ouvrage composé de plusieurs pièces de menuiserie formant ordinairement des cadres où l’on met des vitres, de la toile ou des feuilles de papier huiler, etc.

Remove Ads

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Chassis

Uitgebreide vertaling voor Chassis (Duits) in het Engels

Chassis:

Chassis [das ~] zelfstandig naamwoord

Chassis (Fahrgestell; Fensterrahmen; Rahmen; Gerüst; Gestell)

Chassis (Fahrgestell; Fußgestell; Gestell)

Vertaal Matrix voor Chassis:

Synoniemen voor "Chassis":

Wiktionary: Chassis

Uitgebreide vertaling voor Chassis (Engels) in het Duits

chassis:

chassis [the ~] zelfstandig naamwoord

the chassis (stand; support; leg)

the chassis (undercarriage; bogie; landing gear)

the chassis (frame-work; carcass; foundation; structure; shell)

Vertaal Matrix voor chassis:

Synoniemen voor "chassis":

Verwante definities voor "chassis":

Wiktionary: chassis