Duits
Uitgebreide vertaling voor Alltag (Duits) in het Engels
Alltag:
-
Alltag
Vertaal Matrix voor Alltag:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
day to day | Alltag | |
every day | Alltag |
Synoniemen voor "Alltag":
Wiktionary: Alltag
Alltag
noun
Alltag
-
Plural selten: gleichförmiger, sich wiederholender Lebensrhythmus
- Alltag → everyday life
Engels
Uitgebreide vertaling voor Alltag (Engels) in het Duits
Alltag: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- all: gesamt; alle; ganz; alles; völlig; vollständig; komplett; total; vollkommen; gänzlich; jede
- tag: Aufkleber; Etikett; Label; Sticker; Plakatkleber; Schlaufenbogen; Fangen; Fangspiel; Schleife; Schlaufe; Schlinge; Zickzackkurve; streifen; berühren; tippen; tupfen; anrühren; antupfen; leicht berühren; Tag; markieren; Markierung; RFID-Transponder; Notiztag