Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Übelkeit

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Übelkeit

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Übelkeit:
- nastyness; ghastliness; parsimony; horridness
Wiktionary:
- Übelkeit → nausea, sickness

Duits

Uitgebreide vertaling voor Übelkeit (Duits) in het Engels

Übelkeit:

Übelkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Übelkeit (Unpäßlichkeit)
the nastyness; the ghastliness; the parsimony; the horridness
- nastyness [the ~] zelfstandig naamwoord
- ghastliness [the ~] zelfstandig naamwoord
- parsimony [the ~] zelfstandig naamwoord
- horridness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Übelkeit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ghastliness	Unpäßlichkeit; Übelkeit
horridness	Unpäßlichkeit; Übelkeit	Abscheulichkeit
nastyness	Unpäßlichkeit; Übelkeit
parsimony	Unpäßlichkeit; Übelkeit	Kargheit; Spärlichkeit; Ärmlichkeit

Synoniemen voor "Übelkeit":

Bewegungskrankheit; Brechreiz; Kinetose; Nausea; Schlechtsein; Seekrankheit; Beschwerde; Krankheitszeichen; Symptom

Wiktionary: Übelkeit

Übelkeit

noun

Medizin: eine Befindlichkeitsstörung, die auch als „flaues“ Gefühl in der Magengegend und Brechreiz bezeichnet wird. Sie kann physiologisch als Schutzfunktion nach Aufnahme von Schadstoffen oder als Symptom einer Krankheit auftreten. Manchmal verschwindet die Übelkeit nach Erbrechen.
- Übelkeit → nausea

Übelkeit

noun

feeling of physical unwellness, usually with the desire to vomit
- nausea → Übelkeit
nausea; qualmishness; as, sickness of stomach
- sickness → Übelkeit