Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal zuteilen

Vertaal zuteilen van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. zuteilen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zuteilen (Duits) in het Engels

zuteilen:

zuteilen werkwoord (teile zu, teilst zu, teilt zu, teilte zu, teiltet zu, zugeteilt)

  1. zuteilen (zuweisen; zuerkennen; gönnen; zugestehen; überreichen)
    to assign; to allocate; to confer; to allot; bestow on; to give
    • assign werkwoord (assigns, assigned, assigning)
    • allocate werkwoord (allocates, allocated, allocating)
    • confer werkwoord (confers, conferred, conferring)
    • allot werkwoord (allots, alloted, alloting)
    • bestow on werkwoord
    • give werkwoord (gives, gave, giving)
  2. zuteilen (verteilen; teilen; distribuieren; verbreiten; herumreichen)
    to distribute; to hand out; to confer; to give out; pass around; to dish out; to parcel out; to hand round; to dole out
    • distribute werkwoord (distributes, distributed, distributing)
    • hand out werkwoord (hands out, handed out, handing out)
    • confer werkwoord (confers, conferred, conferring)
    • give out werkwoord (gives out, gave out, giving out)
    • pass around werkwoord
    • dish out werkwoord (dishes out, dished out, dishing out)
    • parcel out werkwoord (parcels out, parcelled out, parcelling out)
    • hand round werkwoord (hands round, handed round, handing round)
    • dole out werkwoord (doles out, doled out, doling out)
  3. zuteilen
    to classify
    • classify werkwoord (classifies, classified, classifying)
  4. zuteilen (beschenken; unterstützen)
    to endow; gift; to present
    • endow werkwoord (endows, endowed, endowing)
    • gift werkwoord
    • present werkwoord (presents, presented, presenting)
  5. zuteilen (rationieren; distribuieren; verteilen)
    to ration; to put on rations
    • ration werkwoord (rations, rationed, rationing)
    • put on rations werkwoord (puts on rations, put on rations, putting on rations)

Conjugations for zuteilen:

Präsens
  1. teile zu
  2. teilst zu
  3. teilt zu
  4. teilen zu
  5. teilt zu
  6. teilen zu
Imperfekt
  1. teilte zu
  2. teiltest zu
  3. teilte zu
  4. teilten zu
  5. teiltet zu
  6. teilten zu
Perfekt
  1. habe zugeteilt
  2. hast zugeteilt
  3. hat zugeteilt
  4. haben zugeteilt
  5. habt zugeteilt
  6. haben zugeteilt
1. Konjunktiv [1]
  1. teile zu
  2. teilest zu
  3. teile zu
  4. teilen zu
  5. teilet zu
  6. teilen zu
2. Konjunktiv
  1. teilte zu
  2. teiltest zu
  3. teilte zu
  4. teilten zu
  5. teiltet zu
  6. teilten zu
Futur 1
  1. werde zuteilen
  2. wirst zuteilen
  3. wird zuteilen
  4. werden zuteilen
  5. werdet zuteilen
  6. werden zuteilen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zuteilen
  2. würdest zuteilen
  3. würde zuteilen
  4. würden zuteilen
  5. würdet zuteilen
  6. würden zuteilen
Diverses
  1. teil zu!
  2. teilt zu!
  3. teilen Sie zu!
  5. zugeteilt
  6. zuteilend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zuteilen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
distribute verteilen
gift Ader; Begabtheit; Begabung; Fähigkeit; Gabe; Geburtstaggeschenk; Genialität; Genie; Geschenk; Geschicklichkeit; Händchen; Kapazität; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Potential; Schenkung; Talent; Veranlagung
present Geschenk; Kleinigkeit; Präsent
ration Notration
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allocate gönnen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen auf die Seitelegen; ausfindig machen; beiseite legen; belegen; ein Reis buchen; ein Reis reservieren; freihalten; lokalisieren; offenhalten; vorbehalten; zuordnen; zur Seite legen; zurückbehalten; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen
allot gönnen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen
assign gönnen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen delegieren; zuweisen; übergeben; übertragen
bestow on gönnen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen
classify zuteilen einteilen; gruppieren; klassifizieren; ordnen; rubrizieren; sortieren
confer distribuieren; gönnen; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen
dish out distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
distribute distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; überreichen
dole out distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
endow beschenken; unterstützen; zuteilen
gift beschenken; unterstützen; zuteilen
give gönnen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen anbieten; angeben; anmelden; anzeigen; ausstellen; austeilen; austragen; begünstigen; besorgen; bevorrechten; bevorzugen; bieten; bringen; darbieten; darreichen; deklarieren; donieren; einreichen; einschenken; erweisen; geben; gießen; hergeben; herreichen; herumgeben; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; ins Haus liefern; ins Haus schicken; liefern; melden; präsentieren; reichen; rundbringen; schenken; senden; spenden; stiften; verehren; verschenken; weggeben; zustellen; überreichen
give out distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
hand out distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; überreichen
hand round distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
parcel out distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen parzellieren
pass around distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
present beschenken; unterstützen; zuteilen anbieten; aufgeführt werden; aufweisen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; einbringen; einreichen; empfehlen; entgegenbringen; entgegenhalten; entgegnen; erweisen; nachweisen; präsentieren; raten; sehen lassen; vorbringen; vorlegen; vorschlagen; vortragen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen
put on rations distribuieren; rationieren; verteilen; zuteilen
ration distribuieren; rationieren; verteilen; zuteilen ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; überreichen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
present aktuell; anwesend; augenblicklich; derzeitig; fortgeschritten; frisch; gegenwärtig; gleichzeitig; heutig; im Augenblick; im Moment; jetzt; kontemporän; modern; momentan; neu; neuzeitlich; unbenutzt; zeitgemäß; zeitgenössisch; zugegen

Synoniemen voor "zuteilen":


Wiktionary: zuteilen

zuteilen
verb
  1. administer in portions
Cross Translation:
FromToVia
• zuteilen → assign; allocate; bestow; allot; attribute; earmark; summons; subpoena; appoint; accredit; ascribe; award; attach ↔ attribuer — conférer à quelqu’un un avantage, une prérogative, un emploi.
• zuteilen → dispense; distribute; give out; exempt; excuse; administer ↔ dispenser — exempter de la règle ordinaire, par faveur spéciale, ou simplement exempter de quelque chose.
• zuteilen → distribute; allocate; apportion; deal; administer; give out; hand round ↔ distribuer — répartir une chose entre plusieurs personnes ou plusieurs endroits.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0832 seconde
Page rendered in 1.0 seconds