Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor werfen (Duits) in het Engels
werfen:
-
werfen
-
werfen (abwerfen; schmeißen)
drop off somewhere-
drop off somewhere werkwoord
-
-
werfen (schmeißen)
-
werfen (schmeißen)
-
werfen (schmeißen; pfeffern)
Conjugations for werfen:
Präsens
- werfe
- wirfst
- wirft
- werfen
- werft
- werfen
Imperfekt
- warf
- warfst
- warf
- warfen
- warft
- warfen
Perfekt
- habe geworfen
- hast geworfen
- hat geworfen
- haben geworfen
- habt geworfen
- haben geworfen
1. Konjunktiv [1]
- werfe
- werfest
- werfe
- werfen
- werfet
- werfen
2. Konjunktiv
- weürfe
- würfest
- würfe
- würfen
- würfet
- würfen
Futur 1
- werde werfen
- wirst werfen
- wird werfen
- werden werfen
- werdet werfen
- werden werfen
1. Konjunktiv [2]
- würde werfen
- würdest werfen
- würde werfen
- würden werfen
- würdet werfen
- würden werfen
Diverses
- werf!
- werft!
- werfen Sie!
- geworfen
- werfend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor werfen:
Synoniemen voor "werfen":
Wiktionary: werfen
werfen
werfen
Cross Translation:
verb
-
to put into a quick revolving motion through a snap of the thumb and index finger
-
to throw forcefully
-
To throw
-
to throw
-
baseball: to throw the ball toward home plate
-
cast (image/shadow)
-
to cause an object to move rapidly through the air
-
(animals) to give birth
- whelp → werfen; Junge werfen; jungen; wölfen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• werfen | → throw | ↔ mikken — gericht werpen |
• werfen | → warp | ↔ kromtrekken — vervorming van hout, planken enz. onder invloed van vochtigheid en/of temperatuursveranderingen |
• werfen | → throw | ↔ gooien — het door de lucht verplaatsen van een voorwerp, al dan niet naar een doelwit |
• werfen | → throw | ↔ werpen — met een krachtige zwaai van de arm iets uit de hand naar iets of iemand heen laten gaan |
• werfen | → throw; cast; pitch; toss; spit up; spit | ↔ jeter — lancer avec la main ou de quelque autre manière. |