Duits
Uitgebreide vertaling voor weiß (Duits) in het Engels
weiß:
-
weiß (blaß; bleich)
white; pale; ashen; drained of colour-
white bijvoeglijk naamwoord
-
pale bijvoeglijk naamwoord
-
ashen bijvoeglijk naamwoord
-
drained of colour bijvoeglijk naamwoord
-
-
weiß (blaß; bleich)
white; blank; pallid; unmarked; plain; ashen; pale; drained of colour; washed out-
white bijvoeglijk naamwoord
-
blank bijvoeglijk naamwoord
-
pallid bijvoeglijk naamwoord
-
unmarked bijvoeglijk naamwoord
-
plain bijvoeglijk naamwoord
-
ashen bijvoeglijk naamwoord
-
pale bijvoeglijk naamwoord
-
drained of colour bijvoeglijk naamwoord
-
washed out bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor weiß:
Synoniemen voor "weiß":
wissen:
-
wissen (kennen)
Conjugations for wissen:
Präsens
- weiß
- weißt
- weiß
- wissen
- weißt
- wissen
Imperfekt
- wußte
- wußtest
- wußte
- wußten
- wußtet
- wußten
Perfekt
- habe gewußt
- hast gewußt
- hat gewußt
- haben gewußt
- habt gewußt
- haben gewußt
1. Konjunktiv [1]
- wisse
- wissest
- wisse
- wissen
- wisset
- wissen
2. Konjunktiv
- wüßte
- wüßest
- wüßte
- wüßten
- wüßtet
- wüßten
Futur 1
- werde wissen
- wirst wissen
- wird wissen
- werden wissen
- werdet wissen
- werden wissen
1. Konjunktiv [2]
- würde wissen
- würdest wissen
- würde wissen
- würden wissen
- würdet wissen
- würden wissen
Diverses
- weiß!
- wißt!
- wissen Sie!
- gewußt
- wissend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor wissen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
be informed | kennen; wissen | |
know | kennen; wissen |