Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal weggeholt

Vertaal weggeholt van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. weggeholt:
  2. wegholen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor weggeholt (Duits) in het Engels

weggeholt:

weggeholt bijvoeglijk naamwoord

  1. weggeholt (entfernt)
    removed; distant; remote

Vertaal Matrix voor weggeholt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
distant entfernt; weggeholt abgelegen; cool; entlegen; fröstelnd; gleichgültig; kalt; kaltherzig; weitentfernt
remote entfernt; weggeholt Remote-; abgelegen; entlegen; weitentfernt
removed entfernt; weggeholt

wegholen:

wegholen werkwoord (hole weg, holst weg, holt weg, holte weg, holtet weg, weggeholt)

  1. wegholen (aufholen; entnehmen; abnehmen; )
    to take along; to take away; to pick up; to fetch; to collect; to take; come round for
    • take along werkwoord (takes along, took along, taking along)
    • take away werkwoord (takes away, took away, taking away)
    • pick up werkwoord (picks up, picked up, picking up)
    • fetch werkwoord (fetches, fetched, fetching)
    • collect werkwoord (collects, collected, collecting)
    • take werkwoord (takes, took, taking)
    • come round for werkwoord
  2. wegholen (abnehmen; entnehmen; stehlen; )
    to deprive
    • deprive werkwoord (deprives, deprived, depriving)
  3. wegholen (entnehmen; fortschleppen; abnehmen; wegnehmen; fortnehmen)
    to rob
    • rob werkwoord (robs, robbed, robbing)

Conjugations for wegholen:

Präsens
  1. hole weg
  2. holst weg
  3. holt weg
  4. holen weg
  5. holt weg
  6. holen weg
Imperfekt
  1. holte weg
  2. holtest weg
  3. holte weg
  4. holten weg
  5. holtet weg
  6. holten weg
Perfekt
  1. habe weggeholt
  2. hast weggeholt
  3. hat weggeholt
  4. haben weggeholt
  5. habt weggeholt
  6. haben weggeholt
1. Konjunktiv [1]
  1. hole weg
  2. holest weg
  3. hole weg
  4. holen weg
  5. holet weg
  6. holen weg
2. Konjunktiv
  1. holte weg
  2. holtest weg
  3. holte weg
  4. holten weg
  5. holtet weg
  6. holten weg
Futur 1
  1. werde wegholen
  2. wirst wegholen
  3. wird wegholen
  4. werden wegholen
  5. werdet wegholen
  6. werden wegholen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wegholen
  2. würdest wegholen
  3. würde wegholen
  4. würden wegholen
  5. würdet wegholen
  6. würden wegholen
Diverses
  1. hol weg!
  2. holt weg!
  3. holen Sie weg!
  5. weggeholt
  6. wegholend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wegholen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
take Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
collect abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen Unterricht bekommen; abholen; akzeptieren; annehmen; ansammeln; auffischen; aufheben; aufholen; auflesen; aufnehmen; aufpicken; aufsammeln; beginnen; bündeln; einbringen; einholen; einsammeln; einziehen; empfangen; ernten; etwas abholen; hinnehmen; hissen; hochziehen; holen; häufen; in Empfang nehmen; lernen; lesen; pflücken; sammeln; scharen; schnupfen; schnuppern; starten; studieren; versammeln; ziehen; zusammensuchen; zusammentragen
come round for abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen
deprive abnehmen; entnehmen; fortnehmen; rauben; stehlen; wegholen; wegnehmen entwenden; stehlen
fetch abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen abholen; abrufen; aufpicken; einsammeln; holen
pick up abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen abholen; absorbieren; aneignen; anlernen; ansammeln; aufgabeln; aufheben; auflesen; aufnehmen; aufpicken; aufsammeln; aufsaugen; auftreiben; einpauken; einsammeln; einverleiben; erfassen; ergreifen; erlernen; fassen; greifen; holen; inkorporieren; lernen; sammeln; schlucken; studieren; verhaften; versammeln; zusammentragen
rob abnehmen; entnehmen; fortnehmen; fortschleppen; wegholen; wegnehmen abhandenmachen; ausplündern; ausrauben; einbrechen; entwenden; hinterziehen; klauen; plündern; rauben; stehlen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen; überfallen; überrumpeln
take abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen abhandenmachen; akzeptieren; annehmen; anwenden; benutzen; bringen nach; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einnehmen; einsetzen; einstecken; entwenden; erfassen; gebrauchen; handhaben; hantieren; hinnehmen; hinterziehen; klauen; nehmen; packen; rauben; schlucken; stehlen; verkraften; verstauen; veruntreuen; verwenden; wegnehmen; wegschnappen; zugreifen; zulangen
take along abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen
take away abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; wegholen; wegnehmen abführen; abhandenmachen; abtragen; davontragen; entwenden; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; geringer werden; hinterziehen; klauen; rauben; schlechter werden; stehlen; vermindern; verringern; veruntreuen; wegbringen; wegführen; wegnehmen; wegschaffen; wegschleppen; wegschnappen; wegtragen; weniger werden







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0647 seconde
Page rendered in 1.0 seconds