Duits
Uitgebreide vertaling voor vollgestopft (Duits) in het Engels
vollgestopft:
-
vollgestopft (voll; gefüllt)
filled; stuffed; full; filled out-
filled bijvoeglijk naamwoord
-
stuffed bijvoeglijk naamwoord
-
full bijvoeglijk naamwoord
-
filled out bijvoeglijk naamwoord
-
-
vollgestopft
-
vollgestopft (gedrängt voll; übervoll; überfüllt; gepfropft voll; gerammelt voll; gestopft voll)
overcrowded; chockfull; packed; crammed; crowded; full to the brim; chock-a-block-
overcrowded bijvoeglijk naamwoord
-
chockfull bijvoeglijk naamwoord
-
packed bijvoeglijk naamwoord
-
crammed bijvoeglijk naamwoord
-
crowded bijvoeglijk naamwoord
-
full to the brim bijvoeglijk naamwoord
-
chock-a-block bijwoord
-
-
vollgestopft (gedrängt voll; zusammengedrängt; gerammeltvoll; voll; überfüllt; übervoll; gerammelt voll)
chock-full; packed; crammed-
chock-full bijvoeglijk naamwoord
-
packed bijvoeglijk naamwoord
-
crammed bijvoeglijk naamwoord
-
-
vollgestopft (gerammelt voll; voll; überfüllt; übervoll; gedrängt voll)
Vertaal Matrix voor vollgestopft:
vollgestopft vorm van vollstopfen:
vollstopfen werkwoord (stopfe voll, stopfst voll, stopft voll, stopfte voll, stopftet voll, vollgestopft)
-
vollstopfen (hineinstopfen; pfropfen; stopfen)
-
vollstopfen
-
vollstopfen
to fill up well -
vollstopfen (pfropfen; schlemmen; fressen; stopfen; futtern; prassen; hineinstopfen)
-
vollstopfen (vollfressen; hineinstopfen; pfropfen; fressen; stopfen; futtern)
stuff with food-
stuff with food werkwoord
-
Conjugations for vollstopfen:
Präsens
- stopfe voll
- stopfst voll
- stopft voll
- stopfen voll
- stopft voll
- stopfen voll
Imperfekt
- stopfte voll
- stopftest voll
- stopfte voll
- stopften voll
- stopftet voll
- stopften voll
Perfekt
- habe vollgestopft
- hast vollgestopft
- hat vollgestopft
- haben vollgestopft
- habt vollgestopft
- haben vollgestopft
1. Konjunktiv [1]
- stopfe voll
- stopfest voll
- stopfe voll
- stopfen voll
- stopfet voll
- stopfen voll
2. Konjunktiv
- stopfte voll
- stopftest voll
- stopfte voll
- stopften voll
- stopftet voll
- stopften voll
Futur 1
- werde vollstopfen
- wirst vollstopfen
- wird vollstopfen
- werden vollstopfen
- werdet vollstopfen
- werden vollstopfen
1. Konjunktiv [2]
- würde vollstopfen
- würdest vollstopfen
- würde vollstopfen
- würden vollstopfen
- würdet vollstopfen
- würden vollstopfen
Diverses
- stopf voll!
- stopft voll!
- stopfen Sie voll!
- vollgestopft
- vollstopfend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor vollstopfen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
stuff | Artikel; Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Handelsware; Hasch; Haschisch; Inventar; Kannabis; Kaufware; Materie; Sachen; Schotter; Split; Steinschlag; Steinschläge; Stuff; Zeug | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cram | vollstopfen | fressen; stopfen |
fill up well | vollstopfen | |
gormandise | fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; prassen; schlemmen; stopfen; vollstopfen | |
gormandize | fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; prassen; schlemmen; stopfen; vollstopfen | |
gourmandize | fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; prassen; schlemmen; stopfen; vollstopfen | |
stuff | hineinstopfen; pfropfen; stopfen; vollstopfen | ausstopfen; präparieren; stauen |
stuff with food | fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; stopfen; vollfressen; vollstopfen |