Duits
Uitgebreide vertaling voor voll (Duits) in het Engels
voll:
-
voll (gefüllt; vollgestopft)
filled; stuffed; full; filled out-
filled bijvoeglijk naamwoord
-
stuffed bijvoeglijk naamwoord
-
full bijvoeglijk naamwoord
-
filled out bijvoeglijk naamwoord
-
-
voll (gesättigt; satt; befriedigt)
-
voll (gesättigt; gefüllt; satt)
-
voll (mehr als genug; satt)
-
voll (besoffen; schwerbetrunken; benebelt; stockbesoffen; blau; betrunken; sinnlos betrunken; stockbetrunken; völlig betrunken)
drunken; thoroughly plastered; as tight as a drum; completely drunk; soaked; dead drunk; pissed-
drunken bijvoeglijk naamwoord
-
thoroughly plastered bijvoeglijk naamwoord
-
as tight as a drum bijvoeglijk naamwoord
-
completely drunk bijvoeglijk naamwoord
-
soaked bijvoeglijk naamwoord
-
dead drunk bijvoeglijk naamwoord
-
pissed bijvoeglijk naamwoord
-
-
voll (gedrängt voll; zusammengedrängt; gerammeltvoll; überfüllt; übervoll; vollgestopft; gerammelt voll)
chock-full; packed; crammed-
chock-full bijvoeglijk naamwoord
-
packed bijvoeglijk naamwoord
-
crammed bijvoeglijk naamwoord
-
-
voll (angeheitert; betrunken; benebelt; blau; besoffen; angesäuselt; stock besoffen; stock betrunken; berauscht; duselig; völlig betrunken; besäuselt; schwer betrunken)
tipsy; boozed; inebriated; intoxicated; half drunk-
tipsy bijvoeglijk naamwoord
-
boozed bijvoeglijk naamwoord
-
inebriated bijvoeglijk naamwoord
-
intoxicated bijvoeglijk naamwoord
-
half drunk bijvoeglijk naamwoord
-
-
voll (gerammelt voll; überfüllt; übervoll; vollgestopft; gedrängt voll)
Vertaal Matrix voor voll:
Synoniemen voor "voll":
Wiktionary: voll
voll
voll
Cross Translation:
-
vollständig, vollkommen, gänzlich gefüllt
- voll → full
-
umgangssprachlich: betrunken
- voll → sozzled
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voll | → complete; full | ↔ vol — geheel gevuld |
• voll | → thick | ↔ dik — ruim |
• voll | → completely; full; complete | ↔ compleet — volledig, voltallig |
• voll | → stuffed; pissed; trashed; drunk as a skunk | ↔ bourré — plein à craquer. |
• voll | → complete; full | ↔ complet — À quoi il ne manquer aucune des parties nécessaires. |
• voll | → entire; overall; whole; full; integral; integer; global; outright; stark; thorough; complete; plenary | ↔ entier — Qui a toutes ses parties, ou que l’on considérer dans toute son étendue. |
• voll | → full; stuffed; whole; complete; open | ↔ plein — Qui contient tout ce qu’il est capable de contenir ; il est opposé à vide. (Sens général). |
• voll | → full | ↔ plein — Qui contenir tout ce qu’il est capable de contenir ; il est opposé à vide. |