Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal verteilt

Vertaal verteilt van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. verteilt:
  2. verteilen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verteilt (Duits) in het Engels

verteilt:

verteilt bijvoeglijk naamwoord

  1. verteilt (geteild)
    shared
    • shared bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor verteilt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shared geteild; verteilt gemein; gemeinsam; gemeinschaftlich; miteinander; zusammen

Synoniemen voor "verteilt":

  • auseinander getrieben; diffundiert; diffus; diversifiziert; zerstreut
  • dispers; versprenkelt; verstreut

Wiktionary: verteilt

verteilt
adjective
  1. used multiply

verteilt vorm van verteilen:

verteilen werkwoord (verteile, verteilst, verteilt, verteilte, verteiltet, verteilt)

  1. verteilen (distribuieren; überreichen; vermitteln; )
    to distribute; to hand out; to ration
    • distribute werkwoord (distributes, distributed, distributing)
    • hand out werkwoord (hands out, handed out, handing out)
    • ration werkwoord (rations, rationed, rationing)
  2. verteilen (austeilen; distribuieren)
    to treat
    • treat werkwoord (treats, treated, treating)
  3. verteilen (ausstreuen; ausstreichen; streuen; ausreiben; aussäen)
    to spread; to disperse; to scatter; cast around; to sprinkle; to strew about; to sow; to toss about
    • spread werkwoord (spreads, spread, spreading)
    • disperse werkwoord (disperses, dispersed, dispersing)
    • scatter werkwoord (scatters, scattered, scattering)
    • cast around werkwoord
    • sprinkle werkwoord (sprinkles, sprinkled, sprinkling)
    • strew about werkwoord (strews about, strewed about, strewing about)
    • sow werkwoord (sows, sowed, sowing)
    • toss about werkwoord (tosses about, tossed about, tossing about)
  4. verteilen (teilen; distribuieren; verbreiten; zuteilen; herumreichen)
    to distribute; to hand out; to confer; to give out; pass around; to dish out; to parcel out; to hand round; to dole out
    • distribute werkwoord (distributes, distributed, distributing)
    • hand out werkwoord (hands out, handed out, handing out)
    • confer werkwoord (confers, conferred, conferring)
    • give out werkwoord (gives out, gave out, giving out)
    • pass around werkwoord
    • dish out werkwoord (dishes out, dished out, dishing out)
    • parcel out werkwoord (parcels out, parcelled out, parcelling out)
    • hand round werkwoord (hands round, handed round, handing round)
    • dole out werkwoord (doles out, doled out, doling out)
  5. verteilen (unterverteilen; unterteilen; gliedern; aufgliedern)
    to subdivide
    • subdivide werkwoord (subdivides, subdivided, subdividing)
  6. verteilen (ausbreiten)
    to spread
    • spread werkwoord (spreads, spread, spreading)
  7. verteilen (rationieren; distribuieren; zuteilen)
    to ration; to put on rations
    • ration werkwoord (rations, rationed, rationing)
    • put on rations werkwoord (puts on rations, put on rations, putting on rations)
  8. verteilen
    to distribute
    – To allocate among locations or facilities, as in a data-processing function that is performed by a collection of computers and other devices linked together by a network. 1
    • distribute werkwoord (distributes, distributed, distributing)
  9. verteilen
    the distribute
    – To move three or more objects so that there is an equal amount of space between them. 1
  10. verteilen
    to propagate
    – To distribute an index from a content index server to one or more Web servers for the purposes of providing search. 1
    • propagate werkwoord (propagates, propagated, propagating)

Conjugations for verteilen:

Präsens
  1. verteile
  2. verteilst
  3. verteilt
  4. verteilen
  5. verteilt
  6. verteilen
Imperfekt
  1. verteilte
  2. verteiltest
  3. verteilte
  4. verteilten
  5. verteiltet
  6. verteilten
Perfekt
  1. habe verteilt
  2. hast verteilt
  3. hat verteilt
  4. haben verteilt
  5. habt verteilt
  6. haben verteilt
1. Konjunktiv [1]
  1. verteile
  2. verteilest
  3. verteile
  4. verteilen
  5. verteilet
  6. verteilen
2. Konjunktiv
  1. verteilte
  2. verteiltest
  3. verteilte
  4. verteilten
  5. verteiltet
  6. verteilten
Futur 1
  1. werde verteilen
  2. wirst verteilen
  3. wird verteilen
  4. werden verteilen
  5. werdet verteilen
  6. werden verteilen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verteilen
  2. würdest verteilen
  3. würde verteilen
  4. würden verteilen
  5. würdet verteilen
  6. würden verteilen
Diverses
  1. verteil!
  2. verteilt!
  3. verteilen Sie!
  5. verteilt
  6. verteilend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verteilen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
distribute verteilen
ration Notration
sow Mutterschwein; Sau; Säue
spread Brotaufstrich; Brotbelag; Festessen; Festmahl; Überfüllung
treat Bankett; Bewirtung; Empfang; Fest; Festessen; Galadiner; Leckerbissen; Rezeption; festlicheMaal
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cast around ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen
confer distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen gönnen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen
dish out distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
disperse ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen abtreiben; auseinanderstieben; auseinandertreiben; ausschwermen; fortjagen; forttreiben; sich ausspreiten; sich verbreiten; verjagen; versprengen; vertreiben; wegjagen; zersteuen
distribute ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; herumreichen; holen; liefern; schaffen; teilen; verabreichen; verbreiten; vermitteln; verschaffen; verteilen; zuteilen; überreichen
dole out distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
give out distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
hand out ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; herumreichen; holen; liefern; schaffen; teilen; verabreichen; verbreiten; vermitteln; verschaffen; verteilen; zuteilen; überreichen
hand round distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
parcel out distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen parzellieren
pass around distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
propagate verteilen propagieren
put on rations distribuieren; rationieren; verteilen; zuteilen
ration ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; rationieren; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; zuteilen; überreichen
scatter ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten; versprengen; zersteuen
sow ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen ausstreuen; aussäen; austragen; bestreuen; besäen; einsäen; saën; streuen
spread ausbreiten; ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen ausbreiten; auslegen; ausreiben; ausstreuen; aussäen; austragen; ausweiten; bereitlegen; bereitstellen; dehnen; eine Nachricht austragen; erweitern; fortwuchern; verbreitern; weiterwuchern; zurechtlegen
sprinkle ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen ausgießen; ausschütten; begießen; besprengen; besprenkeln; bespritzen; besprühen; beträufeln; bewässern; einsprengen; hineingießen; schütten; sprengen; sprenkeln; spritzen; sprühen; stürzen
strew about ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen
subdivide aufgliedern; gliedern; unterteilen; unterverteilen; verteilen
toss about ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen
treat austeilen; distribuieren; verteilen begegnen; behandeln; bewirten; ehren; einen ausgeben; einladen auf; feiern; festlich bewirten; spendieren; versorgen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spread gespreitzt

Synoniemen voor "verteilen":


Wiktionary: verteilen

verteilen
verb
  1. mehreren Personen einen Teil von irgendetwas geben
verteilen
verb
  1. to distribute
  2. to apportion
  3. to scatter or spread
  4. to deliver or pass out
  5. to supply to retail outlets
  6. to divide into portions and dispense
  7. To issue, distribute, or put out
  8. give out as one’s portion or share
  9. to stretch out, expand
past
  1. share out
Cross Translation:
FromToVia
• verteilen → diviser; divide ↔ verdelen — in kleinere stukken uiteendoen
• verteilen → hand out; distribute; deal out ↔ uitdelen — meerdere personen ergens op trakteren
• verteilen → dispense; distribute; give out; exempt; excuse; administer ↔ dispenser — exempter de la règle ordinaire, par faveur spéciale, ou simplement exempter de quelque chose.
• verteilen → distribute; allocate; apportion; deal; administer; give out; hand round ↔ distribuer — répartir une chose entre plusieurs personnes ou plusieurs endroits.
• verteilen → divide; separate; share ↔ diviser — séparer en parties, morceler, fractionner.
• verteilen → turn over; spew; divide; separate; share; retail; debit ↔ débiter — vendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.
• verteilen → share; divide; separate ↔ partager — diviser une chose en plusieurs parties séparer, pour en faire la distribution.
• verteilen → distribute; allocate; apportion ↔ répartir — partager, distribuer, attribuer à chacun sa part.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0610 seconde
Page rendered in 1.0 seconds