Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal verkleinern

Vertaal verkleinern van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. verkleinern:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verkleinern (Duits) in het Engels

verkleinern:

verkleinern werkwoord (verkleinere, verkleinerst, verkleinert, verkleinerte, verkleinertet, verkleinert)

  1. verkleinern (minimalisieren; verringern; kürzen; )
    to reduce; make smaller
  2. verkleinern (reduzieren; verringern; vermindern; mindern)
    to diminish; to shrink; to decrease; to reduce
    • diminish werkwoord (diminishs, diminished, diminishing)
    • shrink werkwoord (shrinks, shrank, shrinking)
    • decrease werkwoord (decreases, decreased, decreasing)
    • reduce werkwoord (reduces, reduced, reducing)
  3. verkleinern (verkürzen; kürzen; einkürzen; kürzer machen)
    to shorten; to abridge; to cut down; cut short
    • shorten werkwoord (shortens, shortened, shortening)
    • abridge werkwoord (abridges, abridged, abridging)
    • cut down werkwoord (cuts down, cut down, cutting down)
    • cut short werkwoord
  4. verkleinern (kürzermachen; verkürzen; einkürzen; )
    to shorten; to curtail; to crop; to abridge; to trim; to clip
    • shorten werkwoord (shortens, shortened, shortening)
    • curtail werkwoord (curtails, curtailed, curtailing)
    • crop werkwoord (crops, cropped, cropping)
    • abridge werkwoord (abridges, abridged, abridging)
    • trim werkwoord (trims, trimmed, trimming)
    • clip werkwoord (clips, clipped, clipping)
  5. verkleinern
    zoom out
    – To adjust the perspective of an image or document in order to view a larger area on the screen at one time, as if viewed from farther away. 1
  6. verkleinern
    to shrink
    – To remove unused space from data tables. 1
    • shrink werkwoord (shrinks, shrank, shrinking)

Conjugations for verkleinern:

Präsens
  1. verkleinere
  2. verkleinerst
  3. verkleinert
  4. verkleineren
  5. verkleinert
  6. verkleineren
Imperfekt
  1. verkleinerte
  2. verkleinertest
  3. verkleinerte
  4. verkleinerten
  5. verkleinertet
  6. verkleinerten
Perfekt
  1. habe verkleinert
  2. hast verkleinert
  3. hat verkleinert
  4. haben verkleinert
  5. habt verkleinert
  6. haben verkleinert
1. Konjunktiv [1]
  1. verkleinere
  2. verkleinerest
  3. verkleinere
  4. verkleineren
  5. verkleineret
  6. verkleineren
2. Konjunktiv
  1. verkleinerte
  2. verkleinertest
  3. verkleinerte
  4. verkleinerten
  5. verkleinertet
  6. verkleinerten
Futur 1
  1. werde verkleinern
  2. wirst verkleinern
  3. wird verkleinern
  4. werden verkleinern
  5. werdet verkleinern
  6. werden verkleinern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verkleinern
  2. würdest verkleinern
  3. würde verkleinern
  4. würden verkleinern
  5. würdet verkleinern
  6. würden verkleinern
Diverses
  1. verkleiner!
  2. verkleinert!
  3. verkleineren Sie!
  5. verkleinert
  6. verkleinernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verkleinern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clip Clip; Klammer; Klammerhaken; Klaps; Klemme; Klemmhefter; Multimediaclip; Schurwolle; Zange; leichter Schlag
crop Büschel; Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Geißel; Gewächs; Karbatsche; Lese; Peitsche; Pflücken; Reitpeitsche; Weinlese; Wisch
decrease Abgang; Abnahme; Abnehmen; Abschwächung; Einsparung; Fallen; Kostenersparnis; Lagerabgang; Reduktion; Rückgang; Rücklauf; Schrumpfung; Senkung; Sinken; Verminderung; Verringerung
shrink Psychiater
trim Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abridge beschränken; einkürzen; einschränken; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; schmälern; verkleinern; verknappen; verkürzen
clip beschränken; einkürzen; einschränken; kürzen; kürzermachen; schmälern; verkleinern; verknappen; verkürzen beschneiden; das Haar kurz schneiden lassen; die Flügel stutzen; köpfen; kürzen; rasieren; schlagen; schneiden; stutzen
crop beschränken; einkürzen; einschränken; kürzen; kürzermachen; schmälern; verkleinern; verknappen; verkürzen Zuschnitt; das Haar kurz schneiden lassen; die Flügel stutzen; minimalisieren; reduzieren; zuschneiden
curtail beschränken; einkürzen; einschränken; kürzen; kürzermachen; schmälern; verkleinern; verknappen; verkürzen begrenzen; beschränken; eindämmen; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; limitieren; reduzieren; schrumpfen; vermindern
cut down einkürzen; kürzen; kürzer machen; verkleinern; verkürzen Bäume fällen; abholzen; die Ausgaben einschränken; einschränken; fällen; hacken; hauen; kappen; losschneiden; mindern; reduzieren; sich einschränken; sparsamer leben; umhacken; umhauen; umschlagen; vermindern
cut short einkürzen; kürzen; kürzer machen; verkleinern; verkürzen
decrease mindern; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern beschränken; einschrumpfen; einschränken; geringer werden; herabsetzen; kürzen; mindern; reduzieren; schlechter werden; schrumpfen; schwinden; vermindern; verringern; weniger werden; zusammenschrumpfen
diminish mindern; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern abnehmen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; mindern; reduzieren; schrumpfen; schwinden; vermindern; verringern; zurückgehen; zusammenschrumpfen
make smaller einschrumpfen; kürzen; mindern; minimalisieren; schrumpfen; verkleinern; vermindern; verringern
reduce einschrumpfen; kürzen; mindern; minimalisieren; reduzieren; schrumpfen; verkleinern; vermindern; verringern abgrenzen; ableiten; abpreisen; absperren; abzäunen; begrenzen; beschneiden; beschränken; eindämmen; einschrumpfen; einschränken; einsäumen; herabsetzen; kürzen; lang einkochen zum eindicken; limitieren; mindern; minimalisieren; mäßigen; niedriger machen; reduzieren; schrumpfen; schwinden; senken; umzäunen; verlegen; vermindern; verringern; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; zurückführen; zusammenschrumpfen
shorten beschränken; einkürzen; einschränken; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; schmälern; verkleinern; verknappen; verkürzen abkürzen; kürzen; minimalisieren; nur einen kurzen Augenblick bleiben; reduzieren; verknappen; verkürzen; zusammenfassen
shrink mindern; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern abnehmen; abnehmend; einschrumpfen; geringer werden; mindern; reduzieren; schlechter werden; schrumpfen; schwinden; schwindend; vermindern; verringern; weniger werden; zurückfahren; zurückgehen; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken; zusammenschrumpfen
trim beschränken; einkürzen; einschränken; kürzen; kürzermachen; schmälern; verkleinern; verknappen; verkürzen abkürzen; abschneiden; aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; beschneiden; besetzen; das Haar kurz schneiden lassen; dekorieren; die Flügel stutzen; falbeln; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; herausputzen; kürzen; minimalisieren; rasieren; reduzieren; schminken; schmücken; schneiden; stutzen; verzieren; vollenden; zieren; zuschneiden
zoom out verkleinern
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cut down verkürzt
cut short verkürzt

Synoniemen voor "verkleinern":


Wiktionary: verkleinern

verkleinern
verb
  1. to make smaller
  2. To make smaller
  3. to decrease size or volume
Cross Translation:
FromToVia
• verkleinern → reduce ↔ verkleinen — tot minder grote proporties terugbrengen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0592 seconde
Page rendered in 1.0 seconds