Duits
Uitgebreide vertaling voor verbissen (Duits) in het Engels
verbissen:
-
verbissen (wütend; sauer; ärgerlich; zornig; erzürnt; grimmig; geladen; ergrimmt)
vicious; cross; wicked; angry; enraged; venomous; wrathful; incensed; vitriolic; virulent-
vicious bijvoeglijk naamwoord
-
cross bijvoeglijk naamwoord
-
wicked bijvoeglijk naamwoord
-
angry bijvoeglijk naamwoord
-
enraged bijvoeglijk naamwoord
-
venomous bijvoeglijk naamwoord
-
wrathful bijvoeglijk naamwoord
-
incensed bijvoeglijk naamwoord
-
vitriolic bijvoeglijk naamwoord
-
virulent bijvoeglijk naamwoord
-
-
verbissen (böse; wütend; ärgerlich; rasend; neidisch; giftig; fuchsteufelswild; Haßerfüllt; aufgeregt; gehässig; übel; zornig; grimmig; verstimmt; eifersüchtig; garstig; bitterböse; aufgebracht; jähzornig; ungestüm; erzürnt; ergrimmt; unwirsch; unwillig; borstig)
-
verbissen (verhalten; haßerfüllt; feindselig)
-
verbissen (verkniffen)
Vertaal Matrix voor verbissen:
Synoniemen voor "verbissen":
verbissen vorm van verbeißen:
-
verbeißen (verschlucken; verwinden)
-
verbeißen (hinunterschlucken; hineinfressen)
Conjugations for verbeißen:
Präsens
- verbeiße
- verbeißest
- verbeißt
- verbeißen
- verbeißt
- verbeißen
Imperfekt
- verbiß
- verbissest
- verbiß
- verbissen
- verbißt
- verbissen
Perfekt
- habe verbissen
- hast verbissen
- hat verbissen
- haben verbissen
- habt verbissen
- haben verbissen
1. Konjunktiv [1]
- verbeiße
- verbeißest
- verbeiße
- verbeißen
- verbeißet
- verbeißen
2. Konjunktiv
- verbiße
- verbißest
- verbiße
- verbißen
- verbißet
- verbißen
Futur 1
- werde verbeißen
- wirst verbeißen
- wird verbeißen
- werden verbeißen
- werdet verbeißen
- werden verbeißen
1. Konjunktiv [2]
- würde verbeißen
- würdest verbeißen
- würde verbeißen
- würden verbeißen
- würdet verbeißen
- würden verbeißen
Diverses
- verbeiß!
- verbeißt!
- verbeißen Sie!
- verbissen
- verbeißend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verbeißen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
digest | Digest | |
stomach | Bauch; Magen; Unterbauch; Wanst | |
swallow | Bauernschwalbe; Mauerschwalbe; Schwalbe | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accumulate | hineinfressen; hinunterschlucken; verbeißen | anhäufen; ansammeln; anwachsen; aufhäufen; aufstapeln; häufen; sammeln; scharen; sich erhöhen; sich häufen; sich vermehren; stapeln; versammeln; zusammendrängen |
bottle up | hineinfressen; hinunterschlucken; verbeißen | |
digest | verbeißen; verschlucken; verwinden | aufbrauchen; aufzehren; konsumieren; verbrauchen; verwirken; verzehren; zehren |
pen up | hineinfressen; hinunterschlucken; verbeißen | |
stomach | verbeißen; verschlucken; verwinden | |
swallow | verbeißen; verschlucken; verwinden | Ruhig bleiben; beherrschen; einnehmen; hereinfallen; herunterschlucken; hinunterschlingen; hinunterschlucken; runterschlucken; schlucken; wegschlucken |