Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. sstoppen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor sstoppen (Duits) in het Engels

sstoppen:

sstoppen werkwoord

  1. sstoppen (abstoppen; beenden)
    to adjourn; to end; to stop
    • adjourn werkwoord (adjourns, adjourned, adjourning)
    • end werkwoord (ends, ended, ending)
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)

Vertaal Matrix voor sstoppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
end Ablauf; Abschluß; Abstand; Ausklang; Auslauf; Beendigung; Beendung; Beschluß; Distanz; Ende; Endkampf; Endlauf; Endpunkt; Entfernung; Schluß
stop Aufenthalt; Aufschub; Ausstand; Halt; Haltestelle; Stillstand; Stop; Stopp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjourn abstoppen; beenden; sstoppen abbrechen; abreißen; anbrechen; aufdröseln; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; aufmachen; auseinanderfasern; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; beenden; brechen; entbinden; entfesseln; entknoten; entkoppeln; enträtseln; entwirren; freilassen; lösen; scheiden; suspendieren; trennen; unterbrechen; vertagen; zeitweilig aufheben; zeitweilig sperren; zerbrechen; zerlegen; zerreißen
end abstoppen; beenden; sstoppen Gespräch beenden; abbrechen; ablaufen; abmachen; abschließen; anhalten; aufhören; auflegen; beenden; begrenzen; beschließen; beschränken; bestimmen; eindämmen; einschränken; enden; entscheiden; erledigen; fertig bringen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; festlegen; festsetzen; geraten; halten; hingeraten; kommen; schließen; vereinbaren; vollenden; zu Ende gehen; zu Ende laufen
stop abstoppen; beenden; sstoppen Blut stillen; Einhalt gebieten; abbremsen; abdichten; abhalten; abmachen; absetzen; abstellen; anhalten; aufhalten; aufhören; ausscheiden; aussetzen; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; bremsen; dichten; einstellen; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; etwas aufgeben; festfahren; festlegen; festsetzen; halten; hapern; hemmen; hindern; hinhalten; hintertreiben; isolieren; konterkarieren; schließen; stagnieren; stehenbleiben; stillen; stillsetzen; stocken; stopfen; stoppen; stutzen; vereinbaren; verspäten; verzichten; verzögern; zum Stillstand bringen; zurückhalten; zurücktreten