Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal scharmieren

Vertaal scharmieren van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. scharmieren:

Duits

Uitgebreide vertaling voor scharmieren (Duits) in het Engels

scharmieren:

scharmieren werkwoord (scharmiere, scharmierst, scharmiert, scharmierte, scharmiertet, scharmiert)

  1. scharmieren (erfreuen; freuen; verführen; )
    to delight; to gladden; to charm; to brighten; to cheer; to enchant; to ravish; make happy; to fascinate
    • delight werkwoord (delights, delighted, delighting)
    • gladden werkwoord (gladdens, gladdened, gladdening)
    • charm werkwoord (charms, charmed, charming)
    • brighten werkwoord (brightens, brightened, brightening)
    • cheer werkwoord (cheers, cheered, cheering)
    • enchant werkwoord (enchants, enchanted, enchanting)
    • ravish werkwoord (ravishs, ravished, ravishing)
    • make happy werkwoord
    • fascinate werkwoord (fascinates, fascinated, fascinating)

Conjugations for scharmieren:

Präsens
  1. scharmiere
  2. scharmierst
  3. scharmiert
  4. scharmieren
  5. scharmiert
  6. scharmieren
Imperfekt
  1. scharmierte
  2. scharmiertest
  3. scharmierte
  4. scharmierten
  5. scharmiertet
  6. scharmierten
Perfekt
  1. habe scharmiert
  2. hast scharmiert
  3. hat scharmiert
  4. haben scharmiert
  5. habt scharmiert
  6. haben scharmiert
1. Konjunktiv [1]
  1. scharmiere
  2. scharmierest
  3. scharmiere
  4. scharmieren
  5. scharmieret
  6. scharmieren
2. Konjunktiv
  1. scharmierte
  2. scharmiertest
  3. scharmierte
  4. scharmierten
  5. scharmiertet
  6. scharmierten
Futur 1
  1. werde scharmieren
  2. wirst scharmieren
  3. wird scharmieren
  4. werden scharmieren
  5. werdet scharmieren
  6. werden scharmieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde scharmieren
  2. würdest scharmieren
  3. würde scharmieren
  4. würden scharmieren
  5. würdet scharmieren
  6. würden scharmieren
Diverses
  1. scharmier!
  2. scharmiert!
  3. scharmieren Sie!
  5. scharmiert
  6. scharmierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor scharmieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
charm Anmut; Anziehung; Attraktivität; Bezauberung; Charme; Eroberung; Erprobung; Experiment; Grazie; Kategorie; Lieblichkeit; Liebreiz; Prüfung; Reiz; Scharm; Süße; Verführung; Verleitung; Verlockung; Versuchung; Zauber; einnehmendes Wesen
cheer Anspornung; Applaus; Beifall; Ermunterung; Ermutigung; Freudengeschrei; Freudenruf; Freudenschrei; Jubelruf; Ovation; Zuspruch
delight Begeisterung; Enthusiasmus; Entzückung; Freude; Gefallen; Genuß; Glückseligkeit; Lust; Seligkeit; Vergnügen; Wonne
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brighten beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern aufheitern; aufhellen; aufklären; aufmuntern; erquicken; klären
charm beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; charmieren; einschlagen; einwickeln; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern; wickeln
cheer beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern bejauchzen; bejubeln; feiern; jubeln; komplimentieren; zujauchzen; zujubeln
delight beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern
enchant beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; faszinieren; fesseln; intrigieren; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern
fascinate beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; faszinieren; fesseln; intrigieren; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern
gladden beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern aufmuntern; erfreuen; ermuntern; sich freuen
make happy beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern
ravish beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern angreifen; anmuten; behexen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; schänden; verführen; verletzen; verzaubern; überfallen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0393 seconde
Page rendered in 1.0 seconds