Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal schütteln

Vertaal schütteln van Duits naar Engels

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

schütteln:
- shake; shiver; tremble; jolt; lurch; rock
Wiktionary:
- schütteln → shake
- schütteln → shake, applaud, bang, beat, break, clap, coin, cream, fan, fly, hammer, hit, palpitate, pound, retreat, scour, scuffle, slam, strike, thrash, thresh, throb, wallop, shuffle, whip, whisk, stroke, wank, buffet, shake one's head, hands

Duits

Uitgebreide vertaling voor schütteln (Duits) in het Engels

schütteln:

schütteln werkwoord

schütteln (beben; bibbern)
to shake; to shiver; to tremble
- shake werkwoord (shakes, shook, shaking)
- shiver werkwoord (shivers, shivered, shivering)
- tremble werkwoord (trembles, trembled, trembling)
schütteln (wackeln)
to jolt; to lurch; to rock
- jolt werkwoord (jolts, jolted, jolting)
- lurch werkwoord (lurches, lurched, lurching)
- rock werkwoord (rocks, rocked, rocking)

Vertaal Matrix voor schütteln:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
rock		Fels; Felsblock; Felsen; Felsenpartie; Felsenwand; Felswand; Gestein; Kiesel; Klippe; Schliff; Stein
shake		Milchmischgetränk; Milchshake; Ruck; Schlottern; Stoß; Tremor; Triller; Zittern; erschütternde Bewegung
shiver		Erschütterung; Schlottern; Zittern
tremble		Schlottern; Zittern
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
jolt	schütteln; wackeln	einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; schockieren
lurch	schütteln; wackeln
rock	schütteln; wackeln	hin und her wanken; pendeln; schaukeln; schlenkern; schleudern; schlingern; schwanken; schwenken; schwingen; taumeln; wanken
shake	beben; bibbern; schütteln	beben; bibbern; einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; flimmern; frösteln; hin und her bewegen; schockieren; schwenken; stoßen; umschütteln; vibrieren; zittern; zucken
shiver	beben; bibbern; schütteln	beben; bibbern; frieren; frösteln; grausen; schaudern; schlottern; schnattern; sich grausen; sich gruseln; vibrieren; vor Angst schlottern; zittern; zucken; zähneklappern
tremble	beben; bibbern; schütteln	beben; bibbern; einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; flimmern; frösteln; hin und her bewegen; schockieren; schwabbeln; stoßen; vibrieren; zittern; zucken

Synoniemen voor "schütteln":

rütteln
aufwühlen; durchschütteln

Wiktionary: schütteln

schütteln

verb

(transitiv) einen Gegenstand oder eine Person schnell hin und her bewegen
- schütteln → shake

schütteln

verb

transitive: to cause to move
- shake → schütteln; erschüttern
to move one's head from side to side
- shake → schütteln
intransitive: to move from side to side
- shake → schütteln

Cross Translation:

From	To	Via
• schütteln	→ shake	↔ schudden — snel heen en weer bewegen om iets te mengen
• schütteln	→ applaud; bang; beat; break; clap; coin; cream; fan; fly; hammer; hit; palpitate; pound; retreat; scour; scuffle; slam; strike; thrash; thresh; throb; wallop; shuffle; whip; whisk	↔ battre — frapper de coups répétés.
• schütteln	→ shake; stroke; wank	↔ branler — mettre en branle ; mettre en mouvement ; agiter.
• schütteln	→ shake; buffet	↔ secouer — Remuer quelque chose
• schütteln	→ shake one's head	↔ secouer — remuer quelque chose fortement et à plusieurs reprises.
• schütteln	→ shake; hands	↔ serrer la main — Prendre la main à quelqu’un pour le saluer, lui donner une poignée de main.
• schütteln	→ shake; hands	↔ serrer la pince — (familier, fr) Serrer la main à quelqu'un, lui donner une poignée de main.

Verwante vertalingen van schütteln

Wach schütteln