Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal regeln

Vertaal regeln van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. regeln:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor regeln (Duits) in het Engels

regeln:

regeln werkwoord (regele, regelst, regelt, regelte, regeltet, geregelt)

  1. regeln (aufstellen; organisieren; einrichten; )
    to arrange
    • arrange werkwoord (arranges, arranged, arranging)
  2. regeln (Maßregeln treffen)
    to arrange; to regulate; to settle; to order; to fix
    • arrange werkwoord (arranges, arranged, arranging)
    • regulate werkwoord (regulates, regulated, regulating)
    • settle werkwoord (settles, settled, settling)
    • order werkwoord (orders, ordered, ordering)
    • fix werkwoord (fixes, fixed, fixing)
  3. regeln (einteilen; steuern)
    arrange something; to fix
  4. regeln (reglementieren; einrichten; einteilen; einordnen; regulieren)
    to regulate
    • regulate werkwoord (regulates, regulated, regulating)
  5. regeln (regulieren)
    to regularize; to regularise
    • regularize werkwoord, Amerikaans (regularizes, regularized, regularizing)
    • regularise werkwoord, Brits

Conjugations for regeln:

Präsens
  1. regele
  2. regelst
  3. regelt
  4. regelen
  5. regelt
  6. regelen
Imperfekt
  1. regelte
  2. regeltest
  3. regelte
  4. regelten
  5. regeltet
  6. regelten
Perfekt
  1. habe geregelt
  2. hast geregelt
  3. hat geregelt
  4. haben geregelt
  5. habt geregelt
  6. haben geregelt
1. Konjunktiv [1]
  1. regele
  2. regelest
  3. regele
  4. regelen
  5. regelet
  6. regelen
2. Konjunktiv
  1. regelte
  2. regeltest
  3. regelte
  4. regelten
  5. regeltet
  6. regelten
Futur 1
  1. werde regeln
  2. wirst regeln
  3. wird regeln
  4. werden regeln
  5. werdet regeln
  6. werden regeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde regeln
  2. würdest regeln
  3. würde regeln
  4. würden regeln
  5. würdet regeln
  6. würden regeln
Diverses
  1. regel!
  2. regelt!
  3. regelen Sie!
  5. geregelt
  6. regelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor regeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fix Sackgasse
order Anweisung; Auftrag; Befehl; Bestellung; Bändchen; Dienstbefehl; Dienstbefehle; Erlaß; Gebot; Gleichmäßigkeit; Heeresbefehl; Instruktion; Kommando; Lieferung; Orden; Ordnung; Regelmäßigkeit; Reihenfolge; Stapelreihenfolge; Symmetrie; Unterscheidungsmerkmal; Unterscheinungszeichen; Vollmachten; Weisung; Z-Reihenfolge; Zustellung; Zwangsbefehl; militärischer Befehl
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrange Maßregeln treffen; anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; veranstalten Haus einrichten; abmachen; arrangieren; aufbauen; aufstellen; ausmachen; bauen; einordnen; einrichten; einsetzen; einteilen; erbauen; errichten; festlegen; führen; gliedern; inOrdnungbringen; installieren; koordinieren; leiten; lenken; ordnen; vereinbaren
arrange something einteilen; regeln; steuern
fix Maßregeln treffen; einteilen; regeln; steuern abhelfen; ablehnen; abstellen; abstimmen; anbinden; anheften; anknöpfen; anlegen; anmachen; anpassen; anprobieren; aufrollen; aufwickeln; ausbessern; beenden; befestigen; beheben; deichseln; eindrehen; einseifen; emporheben; erledigen; erneuern; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; festheften; festknöpfen; festmachen; fixen; flicken; gutmachen; heben; heften; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; hochbinden; hochkrempeln; hochnehmen; in Ordnung bringen; innovieren; klammern; klären; lernen; montieren; reparieren; restaurieren; schaffen; schnüren; staken; strecken; verknoten; vertäuen; vollbringen; vollenden; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen; zuendespielen; zusammenbinden; zustandebringen
order Maßregeln treffen; regeln Herr sein über; anfordern; ankündigen; anordnen; anrücken; ansagen; auftragen; austragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; bekanntmachen; bestellen; diktieren; einen Brief diktieren; eingeben; einordnen; einteilen; erlassen; etwas erlaßen; führen; gebieten; heranrücken; herrschen; herrschen über; inOrdnungbringen; insHausliefern; katalogisieren; klassifizieren; kommandieren; kontrollieren; leiten; lenken; liefern; ordnen; regieren; senden; steuern; verlesen; verordnen; vorschreiben; zustellen
regularise regeln; regulieren
regularize regeln; regulieren
regulate Maßregeln treffen; einordnen; einrichten; einteilen; regeln; reglementieren; regulieren normieren; regulieren; standardisieren
settle Maßregeln treffen; regeln Freiden schließen; Streit beilegen; abhandeln; abrechnen; abwickeln; ausgleichen; ausstreichen; befriedigen; beilegen; beruhigen; beschwichtigen; besiedeln; besänftigen; ebnen; egalisieren; eine Rechnung bezahlen; einigen; glätten; gutmachen; kolonisieren; nachzahlen; niederlassen; schlichten; sinken; tilgen; urbarmachen; vergleichen; verrechnen; versöhnen; zahlen

Synoniemen voor "regeln":


Wiktionary: regeln

regeln
verb
  1. anordnen oder vereinbaren, wie etwas auszuführen sei, um einen gewünschten Zustand zu erreichen
regeln
verb
  1. (intr.) to have a determining influence
  2. adjust

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van regeln







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0490 seconde
Page rendered in 1.0 seconds