Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal rammen

Vertaal rammen van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. rammen:
  2. Wiktionary:
    • rammen → ram

Duits

Uitgebreide vertaling voor rammen (Duits) in het Engels

rammen:

rammen werkwoord (ramme, rammst, rammt, rammte, rammtet, gerammt)

  1. rammen (hart schlagen; schlagen; hämmern; )
    to slap; to hammer; to hit; to smack; to bang
    • slap werkwoord (slaps, slapped, slapping)
    • hammer werkwoord (hammers, hammered, hammering)
    • hit werkwoord (hits, hit, hitting)
    • smack werkwoord (smacks, smacked, smacking)
    • bang werkwoord (bangs, banged, banging)
  2. rammen (hauen; schlagen; hämmern)
    to hammer; to thump; to bang
    • hammer werkwoord (hammers, hammered, hammering)
    • thump werkwoord (thumps, thumped, thumping)
    • bang werkwoord (bangs, banged, banging)
  3. rammen (hämmern; hauen; schlagen)
    to pound
    • pound werkwoord (pounds, pounded, pounding)
  4. rammen (auspfählen; schlagen; fundieren; einrammen; einhämmern)
    drive piles; to drive
    to ram
    – strike or drive against with a heavy impact 1
    • ram werkwoord (rams, rammed, ramming)
      • ram the gate with a sledgehammer1
  5. rammen (anfahren)
    to collide with
    • collide with werkwoord (collides with, collided with, colliding with)

Conjugations for rammen:

Präsens
  1. ramme
  2. rammst
  3. rammt
  4. rammen
  5. rammt
  6. rammen
Imperfekt
  1. rammte
  2. rammtest
  3. rammte
  4. rammten
  5. rammtet
  6. rammten
Perfekt
  1. habe gerammt
  2. hast gerammt
  3. hat gerammt
  4. haben gerammt
  5. habt gerammt
  6. haben gerammt
1. Konjunktiv [1]
  1. ramme
  2. rammest
  3. ramme
  4. rammen
  5. rammet
  6. rammen
2. Konjunktiv
  1. rammte
  2. rammtest
  3. rammte
  4. rammten
  5. rammtet
  6. rammten
Futur 1
  1. werde rammen
  2. wirst rammen
  3. wird rammen
  4. werden rammen
  5. werdet rammen
  6. werden rammen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde rammen
  2. würdest rammen
  3. würde rammen
  4. würden rammen
  5. würdet rammen
  6. würden rammen
Diverses
  1. ramm!
  2. rammt!
  3. rammen Sie!
  5. gerammt
  6. rammend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor rammen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang Ausbruch; Ausladung; Bums; Explosion; Fall; Hau; Klaps; Knall; Krach; Plumps; Pony; Ponyfransen; Schuß; Stoß; plötzlliche Enladung
drive Anregung; Anreiz; Antrieb; Antriebskraft; Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Auffahrt; Ausfahrt; Ausflug; Autofahrt; Diskettenlaufwerk; Einfahrt; Energie; Erkundung; Erkundungsfahrt; Exkurs; Exkursion; Expedition; Fahrt; Feurigkeit; Geschlechtstrieb; Hatz; Hektik; Herüberfahren; Hetzjagd; Impuls; Inbrunst; Kesseltreiben; Kraft; Laufwerk; Lehrausflug; Leidenschaft; Leidenschaftlichkeit; Leistungsfähigkeit; Marsch; Motor; Rampe; Reise; Reiz; Ritt; Schneidigkeit; Schulausflug; Seele; Spannkraft; Spazierfahrt; Spazierritt; Spritzfahrt; Stimulanz; Studienreise; Tatkraft; Tour; Treibjagd; Trieb; Triebkraft; Zufahrtsstraße
hammer Hammer; Hammerwerfen; Schlaghammer
hit Best-seller; Erfolg; Hit; Klapper; Kollision; Schlager; Tor; Treffer; Treffer ins Schwarze; Zugriff; Zusammenstoß
pound Pfund
ram Rammblock; Rammbock; Ramme; Rammklotz; Stampfe
slap Handschlag; Handschläge; Hau; Hieb; Klaps; Ohrfeige; Puff; Schlag; Stoß; derber Schlag; leichter Schlag
smack Bums; Fall; Handschlag; Handschläge; Hieb; Klaps; Knall; Krach; Kuß; Plumps; Puff; Schlag; Schmatz; Schmatzer; Schuß; leichter Schlag
thump Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schlag; Schuß; Stoß
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen ballern; bumsen; donnern; einen Klaps geben; hauen; hämmern; hämmern mit ein Hammer; knallen; krachen; schlagen; schmettern
collide with anfahren; rammen
drive auspfählen; einhämmern; einrammen; fundieren; rammen; schlagen ankurbeln; anregen; antreiben; aufjagen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpeitschen; aufpolieren; aufreizen; ermuntern; ermutigen; fahren; hetzen; lenken; reiten; reizen; steuern; stimulieren; verbessern; zusprechen
drive piles auspfählen; einhämmern; einrammen; fundieren; rammen; schlagen
hammer dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen Nägel einschlagen; annageln; einen Klaps geben; einhämmern; festnageln; hauen; hämmern; hämmern mit ein Hammer; nageln; schlagen; tischlern
hit dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen anrühren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; einen Klaps geben; erregen; hauen; rühren; schlagen; treffen
pound hauen; hämmern; rammen; schlagen feinreiben
ram auspfählen; einhämmern; einrammen; fundieren; rammen; schlagen antreten; feststampfen; festtreten
slap dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen
smack dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen einen Klaps geben; hauen; schlagen; schmatzen; schmatzen beim Essen
thump hauen; hämmern; rammen; schlagen knuffen; puffen; stoßen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang Bum
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hit angeschossen; geschlagen; getroffen; verletzt; verwundet

Synoniemen voor "rammen":


Wiktionary: rammen

rammen
verb
  1. intentionally collide with (a ship)
  2. strike (something) hard







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0719 seconde
Page rendered in 1.0 seconds