| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
|
place
|
|
Angelplatz; Bereich; Fischgrund; Fischgründe; Gebiet; Gegend; Landstriche; Navigationsort; Ort; Platz; Standort; Stelle
|
|
post
|
|
Arbeitsverhältnis; Artikel; Aufgabe eines Poststückes; Beitrag; Dienststelle; Dienstverhältnis; Funktion; Mast; Pfahl; Pfeiler; Staken; Standort; Stange; Stellung; Säule; Wachtposten; zugesandten Briefe
|
|
set
|
|
Ansammlung; Clique; Freundeskreis; Gespann; Gruppe von zwei oder mehr; Menge; Paar; Partie; Satz; Schlacht; Spiel; Spielchen; Spielraum; Streit; Wettbewerb; Wettkampf; Wettstreit; Zusammenrottung; benannte Menge; bestimmter Menge
|
|
station
|
|
Bahnhof; Haltestelle; Rundfunkstation; Standort
|
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
|
locate
|
einordnen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen
|
einordnen; einräumen; finden; hinstellen; suchen; trassieren
|
|
place
|
einordnen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen
|
ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; akkomodieren; anbringen; anlegen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; bauen; beherbergen; beisetzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einquartieren; einrichten; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; lagern; legen; niederlegen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
|
|
post
|
einordnen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen
|
aufgeben; bereitstellen; buchen; einstecken; einwerfen; posten
|
|
put
|
einordnen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen
|
ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einräumen; hinlegen; hinstellen; lagern; legen; niederlegen; unterbringen; wegbergen
|
|
set
|
einordnen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen
|
ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einführen; einnieten; einordnen; einräumen; einrücken; einsetzen; einsinken; einstellen; einstürzen; fallen; gleichstellen; gruppieren; herstellen; herunterrutschen; hinlegen; hinstellen; initiieren; installieren; legen; senken; setzen; sichsenken; sickern; sinken; stationieren; steif werden; stellen; synchronisieren; umkommen; unterbringen; untergehen; versenken; versinken
|
|
situate
|
einordnen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen
|
ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
|
|
station
|
einordnen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen
|
ablegen; abstellen; abstreifen; akkomodieren; anbringen; aufstellen; austreiben; beherbergen; beisetzen; deponieren; einordnen; einquartieren; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; legen; plazieren; postieren; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
|
| Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
|
set
|
|
erstarrt; starr; starrköpfig; steif; stramm; stramm gespannen; unbeugsam
|
| Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
|
put
|
|
gelegt
|