Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor kurzweg (Duits) in het Engels

kurzweg:

kurzweg bijvoeglijk naamwoord

  1. kurzweg (kurzerhand)
    in short; in a word; in brief
  2. kurzweg (kurzerhand; einfach)
    simply; just
  3. kurzweg (kurzerhand; ohne Umschweife)
    without detours
  4. kurzweg (mürrisch; schroff; reizbar; verdrießlich)
    snappy; abrupt; snarling

Vertaal Matrix voor kurzweg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
snarling Grummen; Knurren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abrupt kurzweg; mürrisch; reizbar; schroff; verdrießlich auf einmal; barsch; brüsk; jählings; plötzlich; schlagartig; schroff; unerwartet; unverhofft; unvermittelt; unvermutet; unversehens; unvorhergesehen
snappy kurzweg; mürrisch; reizbar; schroff; verdrießlich bissig; fesch; flott; mödisch; scharf; schick; schnippisch; spitzig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in brief kurzerhand; kurzweg kurzgefaßt
in short kurzerhand; kurzweg der Kürze halber; kurz; kurzerhand; kurzgefaßt
simply einfach; kurzerhand; kurzweg einfach
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in a word kurzerhand; kurzweg
just einfach; kurzerhand; kurzweg aufrichtig; bloß; genau; gerade; gerade eben; gerade noch; haargenau; haarscharf; hart; korrekt; neulich; nur; rechtschaffen; richtig; vorhin
snarling kurzweg; mürrisch; reizbar; schroff; verdrießlich
without detours kurzerhand; kurzweg; ohne Umschweife