Duits
Uitgebreide vertaling voor korken (Duits) in het Engels
korken:
-
korken
Conjugations for korken:
Präsens
- korke
- korkst
- korkt
- korken
- korkt
- korken
Imperfekt
- korkte
- korktest
- korkte
- korkten
- korktet
- korkten
Perfekt
- bin gekorkt
- bist gekorkt
- ist gekorkt
- sind gekorkt
- seid gekorkt
- sind gekorkt
1. Konjunktiv [1]
- korke
- korkest
- korke
- korken
- korket
- korken
2. Konjunktiv
- korkte
- korktest
- korkte
- korkten
- korktet
- korkten
Futur 1
- werde korken
- wirst korken
- wird korken
- werden korken
- werdet korken
- werden korken
1. Konjunktiv [2]
- würde korken
- würdest korken
- würde korken
- würden korken
- würdet korken
- würden korken
Diverses
- kork!
- korkt!
- korken Sie!
- gekorkt
- korkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor korken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cork | Kork; Korken; Propfen; Stöpsel | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cork | korken | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cork | aus Kork |