Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. imperativ:


Duits

Uitgebreide vertaling voor imperativ (Duits) in het Engels

imperativ:

imperativ bijvoeglijk naamwoord

  1. imperativ (zwingend; unabweislich)
    compelling; imperative

Vertaal Matrix voor imperativ:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imperative Imperativ; Wesentlichste
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
compelling imperativ; unabweislich; zwingend bewegend; emotional; ergreifend; herzergreifend; herzzerreißend; rührend; tragisch; unwiderstehlich; überzeugend
imperative imperativ; unabweislich; zwingend benötigt; dringend; dringend nötig; dringlich; erforderlich; essentiell; notwendig; nötig; stringent; unabweislich; unvermeidlich; zwangsläufig