Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal hemmt

Vertaal hemmt van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. hemmen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor hemmt (Duits) in het Engels

hemmen:

hemmen werkwoord (hemme, hemmst, hemmt, hemmte, hemmtet, gehemmt)

  1. hemmen (verspäten; verzögern; aufhalten; )
    to delay; to retard; to deter; to stop
    • delay werkwoord (delaies, delayed, delaying)
    • retard werkwoord (retards, retarded, retarding)
    • deter werkwoord (deters, deterred, deterring)
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
  2. hemmen (hindern; stören; behindern; aufhalten)
    to impede; to hinder; to hamper
    • impede werkwoord (impedes, impeded, impeding)
    • hinder werkwoord (hinders, hindered, hindering)
    • hamper werkwoord (hampers, hampered, hampering)
  3. hemmen (aufhalten; behindern; hindern; )
    to obstruct; to keep from
    • obstruct werkwoord (obstructs, obstructed, obstructing)
    • keep from werkwoord (keeps from, kept from, keeping from)
    to prevent
    – keep from happening or arising; make impossible 1
    • prevent werkwoord (prevents, prevented, preventing)
  4. hemmen (hindern; entgegenwirken; sabotieren)
    to counteract; to hamper; to frustrate; to hinder; to obstruct; cause failure; to sabotage
    • counteract werkwoord (counteracts, counteracted, counteracting)
    • hamper werkwoord (hampers, hampered, hampering)
    • frustrate werkwoord (frustrates, frustrated, frustrating)
    • hinder werkwoord (hinders, hindered, hindering)
    • obstruct werkwoord (obstructs, obstructed, obstructing)
    • cause failure werkwoord
    • sabotage werkwoord (sabotages, sabotaged, sabotaging)
  5. hemmen (hindern; behindern; aufhalten)
    make impossible; to hinder; to hamper

Conjugations for hemmen:

Präsens
  1. hemme
  2. hemmst
  3. hemmt
  4. hemmen
  5. hemmt
  6. hemmen
Imperfekt
  1. hemmte
  2. hemmtest
  3. hemmte
  4. hemmten
  5. hemmtet
  6. hemmten
Perfekt
  1. habe gehemmt
  2. hast gehemmt
  3. hat gehemmt
  4. haben gehemmt
  5. habt gehemmt
  6. haben gehemmt
1. Konjunktiv [1]
  1. hemme
  2. hemmest
  3. hemme
  4. hemmen
  5. hemmet
  6. hemmen
2. Konjunktiv
  1. hemmte
  2. hemmtest
  3. hemmte
  4. hemmten
  5. hemmtet
  6. hemmten
Futur 1
  1. werde hemmen
  2. wirst hemmen
  3. wird hemmen
  4. werden hemmen
  5. werdet hemmen
  6. werden hemmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde hemmen
  2. würdest hemmen
  3. würde hemmen
  4. würden hemmen
  5. würdet hemmen
  6. würden hemmen
Diverses
  1. hemme!
  2. hemmt!
  3. hemmen Sie!
  5. gehemmt
  6. hemmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor hemmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
delay Aufenthalt; Aufschub; Ausstand; Frist; Galgenfrist; Unterbrechung; Verschiebung; Vertagung; Verzögerung
hamper Korb
sabotage Gegengewicht; Gegenwind; Gegenwirkung; Sabotage; Widerstand
stop Aufenthalt; Aufschub; Ausstand; Halt; Haltestelle; Stillstand; Stop; Stopp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cause failure entgegenwirken; hemmen; hindern; sabotieren
counteract entgegenwirken; hemmen; hindern; sabotieren Widerstand leisten; auflehnen; aufmucken; aufmucksen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; enttäuschen; ernüchtern; frustrieren; sichwidersetzen; umstellen
delay anhalten; aufhalten; hemmen; hinhalten; stocken; verspäten; verzögern aufschieben; ausrutschen; fallen; glitschen; grübeln; hinausschieben; rutschen; schwanken; unschlüssig sein; unschlüssig warten; verzögern; wanken; zaudern; zweifeln; zögern; zügern
deter anhalten; aufhalten; hemmen; hinhalten; stocken; verspäten; verzögern Angst einjagen; abschrecken; aufschieben; grübeln; hinausschieben; schwanken; unschlüssig sein; unschlüssig warten; verscheuchen; verschrecken; verzögern; wanken; zaudern; zweifeln; zögern
frustrate entgegenwirken; hemmen; hindern; sabotieren enttäuschen; ernüchtern; frustrieren
hamper aufhalten; behindern; entgegenwirken; hemmen; hindern; sabotieren; stören beeinträchtigen; behindern; entgegen wirken; entgegentreten; ertragen; hindern; stören; unmöglich machen; unterbrechen
hinder aufhalten; behindern; entgegenwirken; hemmen; hindern; sabotieren; stören beeinträchtigen; behindern; entgegen wirken; entgegenarbeiten; entgegentreten; entgegenwirken; erschweren; ertragen; hindern; hintertreiben; komplizieren; konterkarieren; schwerer machen; stören; unmöglich machen; unterbrechen
impede aufhalten; behindern; hemmen; hindern; stören beeinträchtigen; belästigen; entgegen wirken; entgegentreten; entgegenwirken; ertragen; hindern; stören; unterbrechen; vereiteln; verhindern
keep from aufhalten; behindern; blockieren; entgegenarbeiten; hemmen; hindern; stören
make impossible aufhalten; behindern; hemmen; hindern behindern; hindern; stören; unmöglich machen
obstruct aufhalten; behindern; blockieren; entgegenarbeiten; entgegenwirken; hemmen; hindern; sabotieren; stören abhalten; absperren; aufhalten; beeinträchtigen; blockieren; entgegen wirken; entgegentreten; ertragen; hindern; sperren; stören; unterbrechen; verbarrikadieren; verrammeln; versperren; verstellen; zurückhalten; zusperren
prevent aufhalten; behindern; blockieren; entgegenarbeiten; hemmen; hindern; stören abhalten; abwehren; aufhalten; behindern; entgegenarbeiten; entgegenwirken; hindern; hintertreiben; konterkarieren; sich wehren; wehren; zurückhalten
retard anhalten; aufhalten; hemmen; hinhalten; stocken; verspäten; verzögern aufschieben; hinausschieben; verspäten; verzögern; zaudern; zweifeln; zögern; zügern
sabotage entgegenwirken; hemmen; hindern; sabotieren behindern; entgegenarbeiten; entgegenwirken; hintertreiben; konterkarieren; sabotieren
stop anhalten; aufhalten; hemmen; hinhalten; stocken; verspäten; verzögern Blut stillen; Einhalt gebieten; abbremsen; abdichten; abhalten; abmachen; absetzen; abstellen; abstoppen; anhalten; aufhalten; aufhören; ausscheiden; aussetzen; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; bremsen; dichten; einstellen; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; etwas aufgeben; festfahren; festlegen; festsetzen; halten; hapern; hindern; hintertreiben; isolieren; konterkarieren; schließen; sstoppen; stagnieren; stehenbleiben; stillen; stillsetzen; stocken; stopfen; stoppen; stutzen; vereinbaren; verzichten; zum Stillstand bringen; zurückhalten; zurücktreten

Synoniemen voor "hemmen":


Wiktionary: hemmen

hemmen
verb
  1. etwas hindern
    • hemmen → dam
hemmen
verb
  1. to hinder; to restrain
  2. to stop, hinder
  3. To hamper
Cross Translation:
FromToVia
• hemmen → hamper; obstruct; impede; hinder ↔ belemmeren — een factor vormen die een gebeurtenis of handeling (bijna) onmogelijk maakt
• hemmen → bar; obstruct; cross out; strike out; impacted molar; lock; dam; exclude; block; delete; stem ↔ barrer — fermer avec une barre par-derrière.
• hemmen → hinder ↔ entraver — gêner, empêcher la marche par une entrave.
• hemmen → brake; stem ↔ freiner — retenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.
• hemmen → slow down; moderate; abate; alleviate; decelerate ↔ ralentir — transitif|fr diminuer la vitesse.
• hemmen → decelerate; slow down; delay; postpone; adjourn; defer; procrastinate; shelve; put off ↔ retarder — différer, temporiser.
• hemmen → repress; inhibit; stifle; detain; hold back; retain; bridle; check; restrain; control; curb; brake; stem; squelch; suppress; oppress ↔ réprimer — Traductions à trier suivant le sens







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0924 seconde
Page rendered in 1.0 seconds