Duits
Uitgebreide vertaling voor gezwungen (Duits) in het Engels
gezwungen:
-
gezwungen (unnatürlich; forciert; gekünstelt; affektiert; zwangsmässig; erkünstelt)
forced; enforced; strained; unnatural; artificial-
forced bijvoeglijk naamwoord
-
enforced bijvoeglijk naamwoord
-
strained bijvoeglijk naamwoord
-
unnatural bijvoeglijk naamwoord
-
artificial bijvoeglijk naamwoord
-
-
gezwungen (unfrei; verbindlich; verpflichtet; obligatorisch)
restrained; committed; tied; not free-
restrained bijvoeglijk naamwoord
-
committed bijvoeglijk naamwoord
-
tied bijvoeglijk naamwoord
-
not free bijvoeglijk naamwoord
-
-
gezwungen (unfreiwillig; verpflichtet; zwangsmässig)
compulsory; obligatory; obliged; forced; committed; involuntary; indebted; forcible; tied-
compulsory bijvoeglijk naamwoord
-
obligatory bijvoeglijk naamwoord
-
obliged bijvoeglijk naamwoord
-
forced bijvoeglijk naamwoord
-
committed bijvoeglijk naamwoord
-
involuntary bijvoeglijk naamwoord
-
indebted bijvoeglijk naamwoord
-
forcible bijvoeglijk naamwoord
-
tied bijvoeglijk naamwoord
-
-
gezwungen (verpflichtet; erforderlich; obligatorisch; vorschriftsmäßig; verbindlich; ordnungsgemäß; reglementarisch)
obliged; obligatory; committed; bound-
obliged bijvoeglijk naamwoord
-
obligatory bijvoeglijk naamwoord
-
committed bijvoeglijk naamwoord
-
bound bijvoeglijk naamwoord
-
-
gezwungen (zwangsmäsig; zwanghaft; steif; unfreiwillig)
-
gezwungen (gebunden; unfrei)
Vertaal Matrix voor gezwungen:
Synoniemen voor "gezwungen":
Wiktionary: gezwungen
gezwungen vorm van zwingen:
-
zwingen (forcieren; zwängen; pressen; nötigen)
-
zwingen (durch etwas genötigt werden; nötigen; erpressen)
to be obliged
Conjugations for zwingen:
Präsens
- zwinge
- zwingst
- zwingt
- zwingen
- zwingt
- zwingen
Imperfekt
- zwang
- zwangst
- zwang
- zwangen
- zwangt
- zwangen
Perfekt
- habe gezwungen
- hast gezwungen
- hat gezwungen
- haben gezwungen
- habt gezwungen
- haben gezwungen
1. Konjunktiv [1]
- zwinge
- zwingest
- zwinge
- zwingen
- zwinget
- zwingen
2. Konjunktiv
- zwänge
- zwängest
- zwänge
- zwängen
- zwänget
- zwängen
Futur 1
- werde zwingen
- wirst zwingen
- wird zwingen
- werden zwingen
- werdet zwingen
- werden zwingen
1. Konjunktiv [2]
- würde zwingen
- würdest zwingen
- würde zwingen
- würden zwingen
- würdet zwingen
- würden zwingen
Diverses
- zwing!
- zwingt!
- zwingen Sie!
- gezwungen
- zwingend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor zwingen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
force | Angestellten; Antrieb; Antriebskraft; Arbeitskraft; Armee; Aufdrängen; Gewalt; Heer; Heeresmacht; Kraft; Kriegsmacht; Landmacht; Landtruppen; Macht; Militär; Motor; Personal; Streitmacht; Stärke; Triebkraft | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
be obliged | durch etwas genötigt werden; erpressen; nötigen; zwingen | |
compel | forcieren; nötigen; pressen; zwingen; zwängen | befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; genötigt sein zu; pressen |
force | forcieren; nötigen; pressen; zwingen; zwängen | andringen; beauftragen; befehlen; dringen; durchführen; durchsetzen; erzwingen; forcieren; gebieten; genötigt sein zu; kommandieren; pressen |
oblige | forcieren; nötigen; pressen; zwingen; zwängen | befehlen; dienen; erzwingen; forcieren; gebieten; genötigt sein zu; helfen; mithelfen; pressen; verpflichten |
oblige to | forcieren; nötigen; pressen; zwingen; zwängen | genötigt sein zu |
Synoniemen voor "zwingen":
Wiktionary: zwingen
zwingen
zwingen
Cross Translation:
verb
-
to force to do
-
compel (someone to do something)
-
exact by force
-
force, constrain or coerce
-
overpower
-
to use force, threat, or intimidation in attempt to compel one to act against his will
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zwingen | → force; compel | ↔ dwingen — iemand tegen zijn wil iets opleggen |
• zwingen | → compel; constrain | ↔ astreindre — Contraindre à quelque chose. |
• zwingen | → impose; impose upon; force; coerce; thrust; assert; put on; apply; tax; mandate; necessitate; oblige; inflict | ↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens |
• zwingen | → oblige; require; force; compel; constrain; mandate | ↔ obliger — Mettre quelqu’un dans l’obligation de faire ou de dire quelque chose. (Sens général). |
Computer vertaling door derden: