Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal gestattet

Vertaal gestattet van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gestattet:
  2. gestatten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor gestattet (Duits) in het Engels

gestattet:

gestattet bijvoeglijk naamwoord

  1. gestattet (erlaubt)
    allowable; permitted; accepted; tolerated; admissible; permissible; tolerable; afforded
  2. gestattet (genehmigd; angenommen; erlaubt; gebilligd; aufgenommen)
    accepted
  3. gestattet (erlaubt; zulässig)
    tolerated; permitted; accepted

Vertaal Matrix voor gestattet:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accepted angenommen; aufgenommen; erlaubt; gebilligd; genehmigd; gestattet; zulässig eingebracht; eingefahren; eingeholt
admissible erlaubt; gestattet
allowable erlaubt; gestattet erduldbar; erträglich; tolerabel; zulässig
permissible erlaubt; gestattet
tolerable erlaubt; gestattet duldbar; erduldbar; erträglich; leidlich; passend; tolerabel; tolerierbar; tragbar; verträglich; ziemlich; zulässig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afforded erlaubt; gestattet
permitted erlaubt; gestattet; zulässig
tolerated erlaubt; gestattet; zulässig gedultete; tolerierte

gestatten:

gestatten werkwoord (gestatte, gestattest, gestattet, gestattete, gestattetet, gestattet)

  1. gestatten (autorisieren; genehmigen)
    authorise; to authorize
    • authorise werkwoord, Brits
    • authorize werkwoord, Amerikaans (authorizes, authorized, authorizing)
  2. gestatten (genehmigen; lassen; erlauben; )
    to concede; to grant; to allow; to permit; to submit to; to admit; to tolerate; to authorize; to authorise; to give one's fiat to
    • concede werkwoord (concedes, conceded, conceding)
    • grant werkwoord (grants, granted, granting)
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
    • permit werkwoord (permits, permitted, permitting)
    • submit to werkwoord (submits to, submitted to, submitting to)
    • admit werkwoord (admits, admited, admiting)
    • tolerate werkwoord (tolerates, tolerated, tolerating)
    • authorize werkwoord, Amerikaans (authorizes, authorized, authorizing)
    • authorise werkwoord, Brits
    • give one's fiat to werkwoord (gives one's fiat to, gave one's fiat to, giving one's fiat to)
  3. gestatten (erlauben)
    to permit; to allow
    • permit werkwoord (permits, permitted, permitting)
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
  4. gestatten (gutheißen; genehmigen; bekräftigen; bewilligen)
    to authorize; to validate; to confirm; to allow; to permit; to admit; to sanction; to authorise; to give one's fiat to
    • authorize werkwoord, Amerikaans (authorizes, authorized, authorizing)
    • validate werkwoord (validates, validated, validating)
    • confirm werkwoord (confirms, confirmed, confirming)
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
    • permit werkwoord (permits, permitted, permitting)
    • admit werkwoord (admits, admited, admiting)
    • sanction werkwoord (sanctions, sanctioned, sanctioning)
    • authorise werkwoord, Brits
    • give one's fiat to werkwoord (gives one's fiat to, gave one's fiat to, giving one's fiat to)
  5. gestatten (genehmigen; zugestehen; erlauben; bewilligen)
    to authorize; to allow; to permit; to authorise; to tolerate
    • authorize werkwoord, Amerikaans (authorizes, authorized, authorizing)
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
    • permit werkwoord (permits, permitted, permitting)
    • authorise werkwoord, Brits
    • tolerate werkwoord (tolerates, tolerated, tolerating)
  6. gestatten (erlauben; gewähren; gutheißen; )
    to allow; to permit; to agree; to accept
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
    • permit werkwoord (permits, permitted, permitting)
    • agree werkwoord (agrees, agreed, agreeing)
    • accept werkwoord (accepts, accepted, accepting)
  7. gestatten (gewähren; lassen; hinterlassen; )
    to allow
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
  8. gestatten (genehmigen; gewähren; erlauben; )
    to grant; to authorize; to permit; to authorise
    • grant werkwoord (grants, granted, granting)
    • authorize werkwoord, Amerikaans (authorizes, authorized, authorizing)
    • permit werkwoord (permits, permitted, permitting)
    • authorise werkwoord, Brits
  9. gestatten (hineinlassen; erlauben; zulassen; )
    to admit
    • admit werkwoord (admits, admited, admiting)
  10. gestatten (zulassen; erlauben; dulden; )
    to tolerate
    • tolerate werkwoord (tolerates, tolerated, tolerating)

Conjugations for gestatten:

Präsens
  1. gestatte
  2. gestattest
  3. gestattet
  4. gestatten
  5. gestattet
  6. gestatten
Imperfekt
  1. gestattete
  2. gestattetest
  3. gestattete
  4. gestatteten
  5. gestattetet
  6. gestatteten
Perfekt
  1. habe gestattet
  2. hast gestattet
  3. hat gestattet
  4. haben gestattet
  5. habt gestattet
  6. haben gestattet
1. Konjunktiv [1]
  1. gestatte
  2. gestattest
  3. gestatte
  4. gestatten
  5. gestattet
  6. gestatten
2. Konjunktiv
  1. gestattete
  2. gestattetest
  3. gestattete
  4. gestatteten
  5. gestattetet
  6. gestatteten
Futur 1
  1. werde gestatten
  2. wirst gestatten
  3. wird gestatten
  4. werden gestatten
  5. werdet gestatten
  6. werden gestatten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde gestatten
  2. würdest gestatten
  3. würde gestatten
  4. würden gestatten
  5. würdet gestatten
  6. würden gestatten
Diverses
  1. gestatte!
  2. gestattet!
  3. gestatten Sie!
  5. gestattet
  6. gestattend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor gestatten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accept akzeptieren; annehmen; zulassen
grant Ausbildungsförderung; Studienbeihilfe; Studienkasse
permit Ausweis; Begleitzettel; Bewilligung; Eintrittskarte; Erlaubnis; Freibrief; Karte; Paß; Platzkarte; Reisedokument; freies Geleit
sanction Sanktion; Strafmaßnahme
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accept ausstellen; austeilen; bewilligen; eingestehen; einlenken; einräumen; einsehen; einweisen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; zugeben; zugestehen; zuweisen akzeptieren; annehmen; beginnen; billigen; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einstecken; empfangen; genehmigen; hinnehmen; in Empfang nehmen; schlucken; sich etwas gefallen lassen; starten
admit austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; hineinlassen; lassen; nachgeben; zuerkennen; zugestehen; zulassen Zutritt verschaffen; abfangen; ainnehmen; annehmen; beichten; eingestehen; entdecken; entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; gestehen; herein lassen; hervorbringen; hinein lassen; jemanden zulassen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; zugeben; zugestehen; zulassen; öffnen
agree ausstellen; austeilen; bewilligen; eingestehen; einlenken; einräumen; einsehen; einweisen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; zugeben; zugestehen; zuweisen Sich einig werden; abmachen; akkordieren; ausmachen; beifallen; beipflichten; decken; einstimmen; einwilligen; gleichen; ja knicken; recht geben; stimmen; vereinbaren; übereinkommen; übereinstimmen
allow ausstellen; austeilen; beipflichten; bekräftigen; bewilligen; dulden; eingehen; eingestehen; einlassen; einlenken; einräumen; einsehen; einweisen; einwilligen; entbinden; entgegenkommen; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; lassen; leiden; nachgeben; vergönnen; vorlassen; zugeben; zugestehen; zulassen; zustimmen; zuweisen beipflichten; beistimmen; bewilligen; einwilligen; erlauben; geben; genehmigen; gewähren; gut heißen; gutheißen; gönnen; vergönnen; zuerkennen; zulassen; zustimmen
authorise austeilen; autorisieren; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zuerkennen; zugestehen; zulassen bevollmächtigen; ermächtigen
authorize austeilen; autorisieren; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zuerkennen; zugestehen; zulassen autorisieren; bevollmächtigen; ermächtigen
concede austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen beipflichten; beistimmen; einwilligen; zustimmen
confirm bekräftigen; bewilligen; genehmigen; gestatten; gutheißen an einander befestigen; beglaubigen; beipflichten; bejahen; bekräftigen; bescheinigen; besiegeln; bestaetigen; bestätigen; festmachen; signalisieren
give one's fiat to austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen
grant austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zuerkennen; zugestehen; zulassen abhören; ausforschen; ausfragen; befragen; beipflichten; beistimmen; bewilligen; donieren; einwilligen; erlauben; geben; genehmigen; gewähren; gießen; gut heißen; schenken; stiften; vergönnen; verhören; verschenken; weggeben; zustimmen
permit ausstellen; austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einlenken; einräumen; einsehen; einweisen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zuerkennen; zugeben; zugestehen; zulassen; zuweisen befähigen; beipflichten; beistimmen; einwilligen; in die Lage versetzen; instand setzen; zustimmen
sanction bekräftigen; bewilligen; genehmigen; gestatten; gutheißen ratifizieren
submit to austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen akzeptieren; bieten lassen; gefallen lassen; hinnehmen; sich bieten lassen; sich etwas gefallen lassen
tolerate austeilen; bekräftigen; bewilligen; dulden; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zugestehen; zulassen; zustimmen ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; durchhalten; ertragen; tragen
validate bekräftigen; bewilligen; genehmigen; gestatten; gutheißen beglaubigen; bekräftigen; besiegeln; gelten; ratifizieren; überprüfen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agree einverstanden; in Ordnung; richtig; tadellos

Synoniemen voor "gestatten":


Wiktionary: gestatten

Cross Translation:
FromToVia
• gestatten → give; donate ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.
• gestatten → allow; permit; accord; admit; let ↔ permettre — Donner liberté, pouvoir de faire, de dire. (Sens général).

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van gestattet







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1140 seconde
Page rendered in 1.0 seconds