Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal gegliedert

Vertaal gegliedert van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gegliedert:
  2. gliedern:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor gegliedert (Duits) in het Engels

gegliedert:

gegliedert bijvoeglijk naamwoord

  1. gegliedert
    switched on; put on
  2. gegliedert
    jointed
  3. gegliedert
    arthropodal; arthropodous

Vertaal Matrix voor gegliedert:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
put on Anstellerei; Ziererei
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
put on ankleiden; anlegen; anmachen; anschalten; anstechen; anziehen; anzünden; einschalten; eintreten; entzünden; feuern; geben; heucheln; inBrandstecken; kleiden; licht anstecken; sichanziehen; umbinden; umtun; unterbinden; vorbinden; vormachen; vornehmen; vortun; zünden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arthropodal gegliedert
arthropodous gegliedert
jointed gegliedert
put on gegliedert
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
switched on gegliedert

Synoniemen voor "gegliedert":


gegliedert vorm van gliedern:

gliedern werkwoord (gliedre, gliederst, gliedert, gliederte, gliedertet, gegliedert)

  1. gliedern (ordnen)
    to sort out; to arrange; to assort; to shunt; to sift; to select; to group
    • sort out werkwoord (sorts out, sorted out, sorting out)
    • arrange werkwoord (arranges, arranged, arranging)
    • assort werkwoord (assorts, assorted, assorting)
    • shunt werkwoord (shunts, shunted, shunting)
    • sift werkwoord (sifts, sifted, sifting)
    • select werkwoord (selects, selected, selecting)
    • group werkwoord (groups, grouped, grouping)
  2. gliedern (aufgliedern; teilen; aufteilen; )
    to split up; to separate
    – separate into parts or portions 1
    • split up werkwoord (splits up, split up, splitting up)
    • separate werkwoord (separates, separated, separating)
    to itemize; to itemise
    – specify individually 1
    • itemize werkwoord, Amerikaans (itemizes, itemized, itemizing)
    • itemise werkwoord, Brits
  3. gliedern (unterverteilen; unterteilen; verteilen; aufgliedern)
    to subdivide
    • subdivide werkwoord (subdivides, subdivided, subdividing)
  4. gliedern (registrieren; indizieren; indexieren; )
    to index
    • index werkwoord (indexes, indexed, indexing)

Conjugations for gliedern:

Präsens
  1. gliedre
  2. gliederst
  3. gliedert
  4. gliedern
  5. gliedert
  6. gliedern
Imperfekt
  1. gliederte
  2. gliedertest
  3. gliederte
  4. gliederten
  5. gliedertet
  6. gliederten
Perfekt
  1. habe gegliedert
  2. hast gegliedert
  3. hat gegliedert
  4. haben gegliedert
  5. habt gegliedert
  6. haben gegliedert
1. Konjunktiv [1]
  1. gliedere
  2. gliederest
  3. gliedere
  4. gliederen
  5. gliederet
  6. gliederen
2. Konjunktiv
  1. gliederte
  2. gliedertest
  3. gliederte
  4. gliederten
  5. gliedertet
  6. gliederten
Futur 1
  1. werde gliedern
  2. wirst gliedern
  3. wird gliedern
  4. werden gliedern
  5. werdet gliedern
  6. werden gliedern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde gliedern
  2. würdest gliedern
  3. würde gliedern
  4. würden gliedern
  5. würdet gliedern
  6. würden gliedern
Diverses
  1. gliedre!
  2. gliedert!
  3. gliederen Sie!
  5. gegliedert
  6. gliedernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor gliedern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
group Andrang; Ansturm; Begleitung; Ensemble; Gedränge; Gemeinde; Gemenge; Gesellschaft; Gesellschaftsschicht; Getreibe; Gewühl; Gruppe; Gruppe von Menschen; Horde; Kategorie; Klasse; Kontaktgruppe; Masse; Menge; Menschenmenge; Partei; Schar; Schicht; Schub; Schwarm; Stamm; Stand; Team; Trupp; Truppe; Verteilergruppe; Verteilerliste; Volksmenge
index Grundbuch; Grundbuchamt; Hauptbuch; Index; Inhaltsverzeichnis; Katasteramt; Kursindex; Register; Ringbandbuch; Ringbuch; Ringheft; Verzeichnis
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrange gliedern; ordnen Haus einrichten; Maßregeln treffen; abmachen; anordnen; arrangieren; aufbauen; aufstellen; ausmachen; ausrichten; bauen; deichseln; einordnen; einrichten; einsetzen; einteilen; erbauen; errichten; festlegen; führen; herrichten; inOrdnungbringen; installieren; koordinieren; leiten; lenken; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; veranstalten; vereinbaren
assort gliedern; ordnen
group gliedern; ordnen einteilen; gruppieren; klassifizieren; ordnen; sortieren
index einschreiben; eintragen; erfassen; festhalten; führen; gliedern; indexieren; indizieren; registrieren ein Register machen; indexieren
itemise aufgliedern; aufteilen; dividieren; gliedern; scheiden; teilen; trennen
itemize aufgliedern; aufteilen; dividieren; gliedern; scheiden; teilen; trennen
select gliedern; ordnen aktivieren; auslesen; auslosen; auswählen; herauspicken; heraussuchen; markieren; selektieren; sichten; sieben; sortieren
separate aufgliedern; aufteilen; dividieren; gliedern; scheiden; teilen; trennen abkoppeln; abreißen; absondern; abspalten; abtrennen; auf die Seite legen; auflösen; aus einander spleißen; auseinandergehen; auseinanderstieben; auseinandertreiben; aussondern; beiseitelegen; entkoppeln; hacken; in Stücke hacken; isolieren; loskoppeln; losreißen; scheiden; separieren; spleißen; splissen; teilen; trennen; wegreißen; zerlegen; zerreißen; zurücklegen
shunt gliedern; ordnen einwechseln; umtauschen; umwandeln; umwechseln; umändern; vertauschen; verwechseln; verändern; wechseln
sift gliedern; ordnen filtern; filtrieren; sieben
sort out gliedern; ordnen auslesen; auswählen; herauspicken; heraussuchen; selektieren; sichten; sieben; sortieren
split up aufgliedern; aufteilen; dividieren; gliedern; scheiden; teilen; trennen auflösen; auseinandergehen; auseinanderstieben; auseinandertreiben; scheiden; sich aufteilen; sich teilen; sich trennen; trennen
subdivide aufgliedern; gliedern; unterteilen; unterverteilen; verteilen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
select ausgelesen; ausgesucht; ausgewählt; ergeben; exklusiv; exklusive; lieb; selekt; teuer; wert
separate abgeschieden; abgesondert; abgschieden; absonderlich; alleinstehend; apart; einmalig; einzeln; einzelstehend; einzig; einzig in seiner Art; exklusiv; exklusive; freistehend; geschlossen; gesondert; getrennt; jeder für sich; persönlich; privat; separat; vereinzelt; von einander getrennt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
split up auseinander; entzwei

Synoniemen voor "gliedern":


Wiktionary: gliedern

Cross Translation:
FromToVia
• gliedern → divide; separate; share ↔ diviser — séparer en parties, morceler, fractionner.
• gliedern → turn over; spew; divide; separate; share; retail; debit ↔ débiter — vendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.
• gliedern → share; divide; separate ↔ partager — diviser une chose en plusieurs parties séparer, pour en faire la distribution.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1025 seconde
Page rendered in 1.0 seconds