Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. früh:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor früh (Duits) in het Engels

früh:

früh bijvoeglijk naamwoord

  1. früh (frühzeitig)
    early; timely
    • early bijvoeglijk naamwoord
    • timely bijvoeglijk naamwoord
  2. früh (zart)
    tender age; early youth; youthfully immature

Vertaal Matrix voor früh:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
early früh; frühzeitig
early youth früh; zart
tender age früh; zart
timely früh; frühzeitig frühzeitig; gelegen; pünktlich; rechtzeitig
youthfully immature früh; zart

Synoniemen voor "früh":

  • in aller Herrgottsfrühe
  • frühzeitig; zeitig; zu Beginn

Wiktionary: früh

früh
adjective
  1. zu einem Zeitpunkt, der vor dem erwarteten liegt
  2. zeitlich am Anfang liegend, zum Beginn
früh
adverb
  1. at a time before expected
adjective
  1. arriving at a time before expected
  2. near the start or beginning
  3. at a time in advance of the usual

Cross Translation:
FromToVia
früh early vroeg — eerder dan verwacht
früh early vroeg — aan het begin
früh early; premature; precocious précoce — Qui est mûr avant la saison, en parlant de certains fruits, de certains légumes qui viennent avant les autres de la même espèce.
früh early tôt — Moment jugé antérieur au moment habituel.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van früh